Numeri 4:21-7:89 (7:1-89)      //    Rechters 13:2-35   //   Hand. 21:17-26; 24:14-18

 

Parasja “nasso” – neem op.

 

We zijn aangekomen bij het boek Numeri, oftewel het boek Bemidbar. Bemidbar betekent: In de woestijn. Eén van de lagen in het boek Numeri, is dat dit boek ons vertelt over de geestelijke strijd in de woestijn van het leven.

 

De parasja van deze week kent een aantal bekende gedeelten: Het sota-ritueel, waarbij een heel ritueel wordt uitgevoerd om de schuld of onschuld van een vrouw te bewijzen, als haar achterdochtige echtgenoot vermoedt dat zij overspel heeft gepleegd. De wet voor het Nazireeërschap, wanneer iemand zich door een gelofte voor een bepaalde periode aan God wilde wijden – en de Hogepriesterlijke zegen. Ik wil deze keer de nadruk leggen op de andere gedeelten uit de parasha: De taken van de Gersonieten in de dienst van de Tabernakel en de vrijwillige gaven voor de Tabernakel. Mocht er nog tijd over zijn, dan wil ik toch nog even inzoomen op de hogepriesterlijke zegen.

 

Het Torah gedeelte van deze gaat verder met het bespreken van de regelingen voor de tocht die de Joodse natie gaat maken, door de woestijn naar het land Israël. De levieten, die verantwoordelijk zijn voor het transport van de tabernakel, worden geteld en hun werklast wordt onder hen verdeeld. Het begin van de lezing van deze week, start met de taak van de Gersonieten.  Zij moesten de tentkleden van de Tabernakel dragen wanneer deze werd verplaatst.  In vers 22 lazen we: Neem ook het aantal van de nakomelingen van Gerson op. Neem is de vertaling van het woord nasso. Nasso heeft de betekenis van neem op, verhoog. De Gersonieten kregen een bijzondere taak. Van de Gersonieten wordt geteld; “ieder die binnenkomst om nauwgezet dienst te doen om de dienst in de tent van ontmoeting te verrichten”. Dit kun je ook vertalen met “Ieder die ten strijde trekt met het leger om te dienen met het dienstwerk in de tent van de getuigenis”. In de grondtekst worden militaire termen gebruikt. In en rond de tabernakel wordt aan geestelijke oorlogsvoering gedaan. De Gersonieten zorgden voor verandering van het geestelijk klimaat: Als de tabernakel werd neergezet, kon Gods heerlijkheid neerdalen op aarde. Door de tabernakel op te pakken, werd de heilige plek tot woestijn.  

 

De dienst in de tabernakel zit vol met rituelen. Dit heeft een belangrijke betekenis. Wat zichtbaar is op aarde, heeft zijn uitwerking in de geestelijke wereld. Onder de zalving van de olie van Gods Geest zijn rituelen krachtige middelen in de geestelijke oorlogsvoering. Zo bewerkt het bloed van de offers vrijspraak voor de hemelse rechtbanken. Reukoffers brengen aanbidding en toewijding voort en gaan de stank tegen van geestelijk bederf. De wassingen zorgen ervoor dat mensen reiner en heiliger gaan leven. Juist daarom legt Johannes eeuwen later zo’n nadruk op het verband van doop en bekering.

 

De Israëlieten werden vanaf hun twintigste geteld. Dat was de leeftijd dat zij dienst mochten doen in het leger. De Levieten mochten hun dienst pas vanaf hun dertigste aanvangen. Verderop, in hoofdstuk 8, lezen we over de leeftijd van 25. Waarschijnlijk heeft dit er mee te maken dat er een periode van 5 jaren was, waarin zij werden ingewerkt, voordat zij op hun dertigste zelfstandig dienst mochten doen. Let op: Ook David en Yeshua vingen hun bediening aan in hun dertigste levensjaar. (2 Sam 5:4 en Lukas 3:23

 

De Gersonieten hadden als taak de tabernakelkleden te dragen als de Tabernakel op reis ging. De Tabernakelkleden maakten een stukje woestijn tot een stukje hemel op aarde. De Gersonieten droegen Gods tent door de woestijn van het leven en zorgen ervoor dat de hemel steeds op nieuwe plekken kon doorbreken op aarde.

 

Zoals ik al eerder noemde werd hun taak beschreven in militaire termen. Verandering van geestelijk klimaat vergt geestelijke strijd. Machten die heersen over personen of gebieden moeten verdreven worden. Juist de woestijn stond bekend om de aanwezigheid van demonen en kwade machten. Waar de Tabernakel werd neergezet, werd Gods macht uitgeroepen over de aarde. Alle andere machten moesten wijken.

 

We zien hierin ook een lijn naar gebedsbedieningen. Een verandering van geestelijk klimaat komt alleen door bidden en vasten. Zo zegt Yeshua over de demonen in de maanzieke jongen in Mattheus 17:21: Maar dit soort gaat niet uit dan door bidden en vasten. Let hierbij ook op het vers ervoor: Mattheüs 17:20 Jezus zei tegen hen: Vanwege uw ongeloof, want voorwaar, Ik zeg u: Als u een geloof had als een mosterdzaad, u zou tegen deze berg zeggen: Verplaats u van hier naar daar! En hij zou gaan, en niets zou voor u onmogelijk zijn. Dit gaat niet over letterlijke bergen. Bergen staan in de bijbel namelijk symbool voor demonische machtscentra. Daarom werd er op de hoogten geofferd. Tegelijk lezen we ook in Micha 4:1: Het zal echter Jes. 2:2 enz.in het laatste der dagen geschieden dat de berg van het huis van de HEERE vast zal staan als de hoogste van de bergen, en dat hij verheven zal worden boven de heuvels, en dat de volken ernaartoe zullen stromen. “Als de hoogste van de bergen” – Letterlijk staat hier: in het hoofd van de bergen. Gods Troon staat boven alle andere machten. Yeshua zegt in feite: Al heb je een super klein geloof, door bidden en vasten zal iedere geestelijke macht wijken. Zijn discipelen zullen ongekende autoriteit in de hemelse regionen hebben. Daarom zal de bediening van de Levieten zeker met gebed en vasten te maken hebben gehad. Zo kon Gods ten en heilige autoriteit op nieuwe plekken opgericht worden.

 

Een ander aspect in de geestelijke oorlogsvoering vormen lofprijzing en muziek. De muren van Jericho stortten in, toen de priesters op de shofars bliezen en het volk in gejuich voor God uitbarstte. Over koning Josafat lezen we dat hij zangers voor God vóór zijn leger liet uittrekken. (2 Kron. 20:21,22). Terwijl zij de lofzang en vreugdegeroep lieten horen, versloeg God het leger van de Amorieten. In de Tabernakel en later in de tempel lezen we over de voortdurende, permanente lofprijzing door de Levieten. Deze lofzang was en is nodig om een heilige sfeer, een geestelijk klimaat te creëren waarin God kan werken.

 

Zo kunnen we ook in alle andere taken van de Levieten – poortwachters, toezichthouders, beambten en rechters – een samenhang zien met hun geestelijke bedieningen. Zoals gezegd vervoerden de Gersonieten de tabernakelkleden. Kennelijk was vooral aan hen de aanbiddings- en gebedsbediening opgelegd. Het is hierbij belangrijk om te beseffen dat de tabernakelkleden in feite kleding zijn. In de instructies voor de bouw van de tabernakel (Exodus 25-31:11) lezen we welke stoffen gebruikt worden voor de kleden van de tabernakel. Die stoffen werden allemaal in de kleding van koningen gebruikt. God trekt als het ware menselijke kleding aan. De priesterkleding was van dezelfde stoffen was gemaakt. In de Bijbel wordt lofprijzing soms gekoppeld aan onze kleding. Zie bijvoorbeeld in Jesaja 61:3: om aangaande de treurenden van Sion te beschikken dat hun gegeven zal worden sieraad in plaats van as, vreugdeolie in plaats van rouw, een lofgewaad in plaats van een benauwde geest,

 

De zonen van Gerson hadden dus een prachtige, maar ook serieuze en zware taak. God tent werd niet alleen op nieuwe plaatsen neergezet. Hij vertrok ook van verschillende plaatsen. Waar de Tabernakel vertrok bleef kale woestijn achter. We zien de parallel met Openbaring 2:5. Yeshua waarschuwt hier de gemeenten: Bedenk dan van welke hoogte u bent gevallen en bekeer u en doe de eerste werken. Maar zo niet, dan kom Ik spoedig bij u en zal uw kandelaar van zijn plaats wegnemen, als u zich niet bekeert. Een ernstige boodschap voor ons, voor alle gemeenten: Als God niet langer welkom is, dan trekt Hij verder, naar nieuwe plaatsen, om zijn Koninkrijk daar te stichten.

 

De geestelijke strijd is niet alleen voor de Levieten. Iedereen boven de 20 is geroepen tot de strijd in de woestijn. Iedereen is geroepen om het leven aan God toe te wijden en de satan te weerstaan. Maar God roept daarnaast specifieke Levieten, die Hij een verborgen rol geeft in zijn hemelse gewesten. Zij veranderen, met hun gebedsbedieningen, lofprijzingsbedieningen, geestelijke oorlogsvoering en hemelse rechtspraak, in opdracht van God het geestelijke klimaat. De opwekking van Gods Geest komt niet zonder de zware strijd van de Levieten.

 

In vers 27 worden zelfs 5 woorden gebruikt om aan te geven dat het om een opgelegde, zware last gaat: Avodat (dienstwerk), masa’am (last), avodat (dienstwerk), mishmeret (plicht) masa’am (last). Soms kan de last van de geestelijke oorlogsvoering heel zwaar zijn. Tegelijk – deze parasha heet niet voor niets de parasha nasso – worden zij opgeheven en heffen zij Gods zaken op. Hun taak brengt de Levieten ook dichter bij de Heilige God dan andere mensen.

 

De Levieten verrichten ondersteunend dienstwerk. Hun dienstwerk was vaak op de achtergrond, terwijl de priesters hun dienst in alle openbaarheid namens de hele gemeenschap deden. Voorbidders zijn gefocust op God en op zijn plannen en brengen de noden van de wereld bij God. Juist in het verborgene kunnen zij vaak veel goed werk doen. De intieme omgang met God en de zware gebedsstrijd, daar staat alles mee. Die intieme omgang vind je niet in de spotlights, maar juist op de verborgen plekken, in je binnenkamer of in de woestijn. Juist daar waar je in alle rust alleen kunt zijn met God.

 

 

We maken de overstap naar het laatste hoofdstuk in onze parasha. Alles lijkt gergeld te zijn. Het volk zou klaar moeten zijn om zijn weg te vinden naar het beloofde land, met de Tabernakel in het midden van het kamp en alle stammen opgesteld, passend eromheen Dan komen de nesi'im , de leiders van de twaalf stammen, plotseling naar Mozes .

 

Ze brachten hem een ​​geschenk: " zes overdekte wagens en twaalf runderen; één wagen per twee leiders en één rund voor ieder afzonderlijk; ze boden die aan vóór de tabernakel.” Mozes weet niet zeker wat hij met deze vrijwillige gave moet doen, totdat God hem zegt: “Neem ze van hen aan; ze zijn bestemd om de dienst van de tent van ontmoeting te verrichten. U moet ze aan de Levieten geven, ieder overeenkomstig zijn dienst."  Mozes verdeelde vervolgens de wagens en ossen onder de levieten, volgens de hoeveelheid materiaal uit de tabernakel die ze moesten vervoeren.

 

Dit vrijwillige, spontane geschenk van de hoofden van de stammen aan de levieten bevat veel interessante boodschappen. Allereerst hebben we het thema van de Thora 'de ruimte geven'. Na honderden verzen die betrekking hebben op de manier waarop de Tabernakel zou moeten worden ontworpen, gebouwd en vervoerd, was er nog steeds ruimte voor verbetering.

 

Dit is niet de enige gelegenheid waarbij de Torah op deze manier ruimte lijkt te laten voor suggesties, verbeteringen, uitdagingen of veranderingen in de bevelen die God via Mozes aan het volk heeft doorgegeven. Rashi wijst erop dat de hoofden van de 12 stammen, als leiders, ook 'ruimte lieten' voor het Joodse volk, de mensen die ze leidden, om in te handelen. Rashi legt uit dat gedurende het hele proces van het schenken van materialen voor de Tabernakel - het zilver, goud, stoffen en andere benodigde materialen - de nesi'im niet worden genoemd. Dit komt omdat ze als nesi'im geen specifieke donaties hebben meegebracht. In plaats daarvan, vertelt Rashi, hielden ze zich in en lieten de mensen de ruimte om als eerste te handelen en te brengen wat ze konden, in de veronderstelling dat zij, de leiders, later zouden invullen wat er ontbrak.

 

Ze waren verrast dat de mensen net zoveel brachten als zij; aan het einde van het proces was er nog maar heel weinig over om te doneren. Dit is volgens Rashi de reden waarom ze zich haastten om de geschenken van de wagens en ossen te brengen; om een ​​leemte op te vullen die ze zagen, voordat een van de mensen dat deed. De nesi'im wilden deze kans, die ze tot nu toe vanwege hun leiderschapsstijl niet hadden gehad, gebruiken om iets van zichzelf mee te nemen voor de Tabernakel.

 

Dit model van leiderschap, waarin de leidinggevenden ruimte laten voor hun 'volgelingen' om te handelen, en zichzelf zien als zijnde er alleen om te doen wat er nog niet is gedaan, is fascinerend. Je kunt dit ook betrekken op het ouderschap: de uitdaging is om ruimte te laten voor je kinderen om zelf het juiste te doen. Het volk Israël kreeg een zeer goede opvoeding.

 

Er is ook het thema van gelijkheid en broederschap. De levieten worden in hun rol in de tabernakel bijgestaan ​​door de rest van het volk; de nesi'im, die hun stammen vertegenwoordigen, handelen gezamenlijk om het werk van de levieten gemakkelijker te maken. Op deze manier heeft het volk een doorlopend aandeel in het dagelijkse functioneren van Gods Tabernakel. De S'forno (15 e -16 e eeuw Italië) wijst er ook op dat het twee nesi'im die samen twee ossen geven een ander teken is van samenwerking en broederschap.

 

Na dit gedeelte benaderen de nesi'im Mozes opnieuw , met nog een  vrijwillige gift. Elk van de 12 nesi'im brengt een reeks dieren en wierook- en graanoffers offers om op het altaar te brengen, samen met schotels of schalen die ze aan de Tabernakel schenken. Nogmaals, Mozes is verbijsterd, totdat God hem groen licht geeft en elk van de nesi'im beveelt zijn offer afzonderlijk te brengen, dag voor dag. Wat is het doel van deze tweede ronde van niet-geboden geschenken? Waarom hebben de nesi'im ze meegebracht? Welke behoefte dienen ze en welke rol spelen ze?

 

Rashi's uitleg

Rashi heeft een prachtige verklaring: "Nadat ze de wagens en het vee hadden aangeboden die werden gebruikt om de Tabernakel te vervoeren, bewoog hun hart hen ertoe deze offers aan te bieden om het altaar in te wijden." De taal die Rashi gebruikt, is zeer suggestief. Als hun eerste donatie - de wagens en de ossen - in wezen een antwoord was op een werkelijke behoefte die de levieten hadden, dan is deze tweede ronde een antwoord op een innerlijke behoefte van de nesi'im om te geven. De nesi'im inspireerden zichzelf: ze werden bewogen door hun onzelfzuchtige, creatieve, gevoelige en broederlijke daad van geven om meer te geven.

 

Mozes wist eerst niet hoe hij hierop moest reageren. Gods antwoord - laat ze de offers brengen, dag voor dag - lijkt niet alleen het spontane geschenk van elke nasi, elke leider te accepteren, maar het ook onder de aandacht te brengen, het te individualiseren. Gods beslissing om elke leider een aparte dag te geven om zijn offer te brengen, lijkt de individualiteit van elke gave te benadrukken. Dit ondanks het feit dat ze allemaal exact hetzelfde gaven.

 

Hoofdstuk 7, loopt twaalf keer dezelfde lijst door van dieren en wierook- en graanoffers en gebruiksvoorwerpen die elk van de leiders bracht. Deze schijnbaar onnodige herhaling van dezelfde lijst met aanbiedingen creëert een evenwicht. Een evenwicht tussen de individuele uitdrukking van het verlangen van elke leider om van zichzelf te geven aan de Tabernakel - benadrukt doordat elke leider zijn eigen dag krijgt en zijn eigen aparte vermelding - en de collectieve aard van hun daad - ze benaderden Mozes oorspronkelijk allemaal samen en ze gaven allemaal precies hetzelfde.

 

Dit evenwicht tussen het individu en het collectief, tussen de drang om eruit te zien en de drang om er deel van uit te maken, is een balans die we allemaal moeten proberen te bereiken in ons persoonlijke en gemeenschappelijke leven.

 

 

De hogepriesterlijke zegen

 

Eén van de meest bekende gedeelten uit de Torah portie van deze week, is de priesterlijke zegening aan het einde van hoofdstuk zes van het boek Numeri. Drie van deze verzen zijn verweven met verschillende aspecten van de Joodse rituelen en liturgie. We hebben het dan over Numeri 6:24-26

 

24 De HEERE zegene u en behoede u!

25 De HEERE doe Zijn aangezicht over u lichten en zij u genadig!

26 De HEERE verheffe Zijn aangezicht over u en geve u vrede!

 

Deze passage is een onderdeel geworden van het spirituele leven van het Joodse volk, en wordt gereciteerd op Sjabbat , tijdens de feestdagen en tijdens belangrijke momenten in het leven van de mensen. Hoe belangrijk deze priesterlijke zegen ook is geworden, we kunnen dit niet los zien van de verzen er omheen.

 

Voordat ik hierop in ga zoomen, wil ik eerst aandacht geven aan een ander aspect van de Joodse liturgie. Wat mij namelijk al snel opviel, toen ik in aanraking kwam met de Joodse gebeden, is dat in de gebeden wij juist vaak God zegenen. Hoewel ik dit in de Psalmen veel voor komt, heb ik dit nooit opgepakt in mijn gebeden. Ik vroeg me juist af: Hoezo, zegenen wij God? Kan dat? Hij staat toch ver boven ons? Wat kunnen we Hem geven wanneer we De Eeuwige zegenen? Wij kunnen Hem niet zegenen in de zin van aan Hem iets geven om aan Zijn rijkdom of aan Zijn glorie toe te voegen. Er is niets wat we aan Hem kunnen toevoegen. Wij kunnen Hem alleen zegenen door onze dank aan Hem en eerbiedige liefde uit te drukken.

Zie bijvoorbeeld

Psalm 18:46 DE EEUWIGE leeft! Gezegend zij mijn rots! Laat Elohim van mijn zaligheid verhoogd worden. Psalm 135: 21 Gezegend zij DE EEUWIGE uit Sion, Die in Jeruzalem woont! Looft DE EEUWIGE!

Wat opvalt als je de HSV of de NBV leest: In de psalmen wordt, wanneer het om het zegenen van God gaat, het woord “barak” (zegenen) steeds vertaald met loven of prijzen. Waar we voor ons gebed zoveel kunnen leren voor ons gebed, is het zegenen van God steeds weg vertaald.

 

Het is belangrijk te onthouden dat God de bron is van alle geestelijke zegeningen. Zie o.a. Efeziërs 1:3 – en let op: Hier staat in de HSV wel “gezegend”: Efeze 1:3 Gezegend zij de God en Vader van onze Heere Jezus Christus, Die ons gezegend heeft met alle geestelijke zegen in de hemelse gewesten in Christus,

We zouden heel dankbaar moeten zijn voor al zijn zegeningen. We zijn gezegend met geboren te worden, maar nog meer met wedergeboren te worden! We zijn gezegend met voedsel te hebben, maar nog meer met het Brood van het Leven te hebben! Wij zijn gezegend met gekleed te zijn, maar nog meer om met de kleding van de redding bekleed te zijn! De mooie zegening waarmee DE EEUWIGE de mensen door de priesters gezegend heeft, leert ons dat we gezegend zijn om Hem te kennen. Als we op Hem en in Zijn verbondsbeloften vertrouwen, worden we de ontvanger van deze prachtige zegen.

 

Je kunt de vraag stellen: "Waarom gebruikt DE EEUWIGE priesters om de zegen over te brengen, in plaats van de mensen rechtstreeks te zegenen?" Het antwoord is simpel. Al DE EEUWIGE's zegeningen gebeuren via een bemiddelaar. Zijn uitverkorenen priesters voorafschaduwden uiteindelijk de laatste en ultieme Hogepriester van de orde van Melchizedek - Yeshua.

 

Terug naar de tekst. Het is God die de opdracht geeft deze woorden uit te spreken. In vers 22 lezen we: “En de HEERE sprak tot Mozes ” (6:22). Hoewel sommigen misschien twijfelen over de oorsprong van de Torah-tekst, wil de auteur er zeker van zijn dat de Bron van wat volgt volkomen duidelijk is. God instrueert Mozes om met Aäron en zijn zonen (dat zijn de priesters) te spreken. In hun handen ligt de toekomst van het volk Israël, aangezien de priesters de offerceremonie uitvoeren.

 

Het is gebruikelijk om de tekst te lezen alsof hier simpelweg de woorden gegeven aan Aäron en zijn zonen, om uit te spreken wanneer ze het volk zegenen. Zo werd deze tekst bekend als de priesterlijke zegening.

 

Volgens enkele Joodse commentaren kun je het woord “barak” zowel vertalen met zegenen als met belonen. Als je de beloning als uitgangspunt neemt voor het woord “barak”, dan worden Aarons zegenende woorden een uitleg voor de mensen, misschien zelfs een aansporing, over hoe God de mensen moet belonen. 'God zal je zegenen en beschermen. God zal u vriendelijk en genadig behandelen. God zal je gunst schenken en je vrede schenken. "

 

Je kunt hieruit op maken dat deze woorden van God betekenen dat er materiële beloningen zullen zijn die komen kijken bij het leiden van een spiritueel en moreel hoogstaand leven. Een belangrijk aspect dat niet is opgenomen in de tafelrituelen op vrijdagavond. Ook niet in de priesterlijke zegening die wordt aangeboden tijdens het Amidah (het kerngebed in elke eredienst waar de rest van de liturgie is gebouwd).

 

Door de tekst op deze manier te lezen, kunnen we een boodschap horen waarin staat dat degenen die zich met God verbinden – en met het volk van Israël - inderdaad gezegend zullen worden. En Israël zal verder gezegend worden omdat zij zich bij Israël hebben aangesloten. Daarom kan Paulus ook zo ruimhartig verkondigen aan de Romeinen dat, wie Yeshua aannemen als hun redder, aan Israël zijn toegevoegd. Diezelfde ruimhartigheid zien we ook terug in de profetieën van Jesaja. Zij bijvoorbeeld Jesaja 56: 6 en 7:

 

6 En de vreemdelingen die zich bij de HEERE voegen om Hem te dienen en om de Naam van de HEERE lief te hebben, om Hem tot dienaren te zijn; allen die de sabbat in acht nemen, zodat zij hem niet ontheiligen, en die aan Mijn verbond vasthouden:

7 hen zal Ik ook brengen naar Mijn heilige berg, en Ik zal hen verblijden in Mijn huis van gebed.

Hun brandoffers en hun slachtoffers zullen welgevallig zijn op Mijn altaar. Want Mijn huis zal een huis van gebed genoemd worden voor alle volken.

 

En dan de inhoud van de zegen zelf:

De eerste regel van de priesterlijke zegen vraagt God om ons te zegenen en te bewaren; d.w.z. om voor ons goed te doen, ons te beschermen, ons te ondersteunen, voor ons te voorzien en ons te redden uit alle kwaad en ellende. De tweede regel van de priesterlijke zegen vraagt God om Zijn aangezicht over ons te laten schijnen en ons genadig te zijn. Rashi legt het schijnen van Gods aangezicht uit als een stralende, vriendelijke uitdrukking. Hij parafraseert: "Moge God u een lachend gezicht laten zien." Spreekwoordelijk, het schijnen van Gods aangezicht betekent dat Hij naar ons kijkt, aandacht voor ons heeft en kennis van ons neemt.

Als we God vragen om ons genadig te zijn, vragen wij Hem om voorkeur in ons te vinden. Het Hebreeuwse woord (chanan, חנן (als "goedgunstig" vertaald, kan ook met "voorkeur" vertaald worden. Hetzelfde concept verschijnt in de B’rit Chadasja als "genade". Daarom is de priesterlijke zegen God om vergeving voor de zonden en voor een relatie met Hem vragen. De genade van de Messias is de onverdiende gunst van God ervaren. Dankzij de Messias, die Gods gunst verdiende, kunnen wij vaten van die gunst zijn. God vergeeft onze zonden gratis en geeft ons de gave van de verlossing, eeuwig leven en een aandeel in de komende wereld "naar de rijkdom van Zijn genade die Hij overvloedig op ons uitstortte." (Efeziërs 1:7-8).

De priesterlijke zegen bewaart het beste tot het laatst: de zegen van vrede. De shalom van God welke de priesterlijke zegen schenkt, omvat de fysieke, geestelijke, mentale en emotionele terreinen, alsook onze relaties met elkaar, onze relaties met familie, overheden, werkgevers, werknemers, buren en, nog belangrijker, onze relatie met God. De priesterlijke zegen vraagt God naar ons te lachen en ons "de vrede van God, die alle verstand te boven gaat" te geven (Filippenzen 4:7).