Studie gebed (herhaling) – 8 januari 2022

Wat is gebed?

God heeft ons allemaal geschapen en uit de Bijbel blijkt dat Hij een relatie wil met ons. Dat kunnen we onder andere lezen in:

  • 69:33: ‘’Als de zachtmoedigen dit zien, zullen zij zich verblijden; u die God zoekt, uw hart zal leven.’’

  • 23:26: ‘’Mijn zoon, geef mij je hart, en laten je ogen behagen scheppen in mijn wegen.’’

  • 1 Kor. 8:3: ‘’Maar als iemand God liefheeft, is hij door Hem gekend.’’

Een relatie wordt van twee kanten onderhouden. Wij moeten daarin een keuze maken, namelijk of wij die die relatie willen voeden, onderhouden of niet. Als we ervoor kiezen om dat wel te doen, dan  is de hoofdwijze door middel van gebed. In het Hebreeuws wordt gebed o.a. tefila תפילה genoemd.
Vanuit de Hebreeuws taal leren we, dat als we bidden, we onszelf beoordelen en aan God vragen om in onze noden te voorzien. Je moet je eigen intentie, je motivatie beoordelen, waarom je iets vraagt. God wil je hart, als je tot Hem komt, dan moet je ook geloven dat Hij bestaat en beloner is van die Hem zoeken, en daar komt geloof bij kijken, want in Hebr. 11:6 lezen we: ‘’Zonder geloof is het echter onmogelijk God te behagen. Want wie tot God komt, moet geloven dat Hij is, en dat Hij beloont wie Hem zoeken.’’

Voorwaarden voor gebed

Uit de Bijbel kunnen we leren wat onze levenshouding moet zijn om überhaupt te kunnen bidden naar Gods wil. We kunnen daar namelijk wat over leren in de volgende verzen:

Spr. 28:9: ‘’Van hem die zijn oor afkeert van het luisteren naar de wet, is zelfs zijn gebed een gruwel.’’

1 Joh. 3: 21-22: ‘’Geliefden! Als ons hart ons niet veroordeelt, hebben wij vrijmoedigheid om tot God te gaan; en wat wij ook maar bidden, ontvangen wij van Hem, omdat wij Zijn geboden in acht nemen en doen wat Hem welgevallig is.’’

Bidden (en verhoring daarvan) wordt dus in verband gebracht met het in acht nemen van Gods geboden, met Zijn Thora. We moeten doen wat hem welgevallig is en niet naar onze hartstochten leven. Onze hartsgerichtheid moet juist zijn, oprecht. Die gerichtheid des harten wordt in het Hebreeuws Kavana genoemd en is een belangrijke basishouding in gebed. Dit is iets wat onze Rabbi ons voordeed en waarin we Hem moeten navolgen, als we lezen in Joh. 8:49-50 dat Yeshua Zijn eigen eer niet zoekt, maar gericht is op de wil van de Vader, wat we ook lezen in Joh. 8:29 als Yeshua zegt: ‘’En Hij Die Mij gezonden heeft, is met Mij. De Vader heeft Mij niet alleen gelaten, omdat Ik altijd doe wat Hem welgevallig is.’’

Het is belangrijk om tijdens het bidden jezelf te beoordelen (lehitpalel) om te zien of je motieven goed zijn. We mogen namelijk niet bidden vanuit verkeerde motieven. Dat leert Yeshua ons in Mat. 6:5: ‘’En wanneer u bidt, zult u niet zijn als de huichelaars; want die zijn er zeer op gesteld om in de synagogen en op de hoeken van de straten te staan bidden om door de mensen gezien te worden. Voorwaar, Ik zeg u dat zij hun loon al hebben.’’

Het herhalen van gebeden is oké vanuit Bijbels perspectief. Er zijn namelijk enkele teksten die daarop wijzen. Bijvoorbeeld:

  • 18: 1-8: ‘’En Hij sprak ook een gelijkenis tot hen met het oog daarop dat men altijd moet bidden en niet de moed verliezen. Hij zei: Er was in een zekere stad een rechter die God niet vreesde en geen mens ontzag. En er was een weduwe in dezelfde stad en zij kwam voortdurend naar hem toe en zei: Doe mij recht tegenover mijn tegenpartij. En hij wilde een tijd lang niet. Daarna echter zei hij bij zichzelf: Hoewel ik God niet vrees en geen mens ontzie, toch zal ik, omdat deze weduwe mij lastigvalt, haar recht doen, opdat zij uiteindelijk niet komt en mij in het gezicht slaat.
    En de Heere zei: Hoor, wat de onrechtvaardige rechter zegt. Zal God dan geen recht doen aan Zijn uitverkorenen, die dag en nacht tot Hem roepen, ook wanneer Hij lang wacht om hen te hulp te komen? Ik zeg u dat Hij hun met spoed recht zal doen. Maar zal de Zoon des mensen, als Hij komt, wel het geloof op de aarde vinden?’’

  • 12:12: ‘’Verblijdt u in de hoop. Wees geduldig in de verdrukking. Volhard in het gebed.’’

  • 4:2: ‘’Houdt sterk aan in het gebed, en waakt in hetzelve met dankzegging;’’

  • 1 Thes. 5:17: ‘’Bid zonder ophouden.’’

Bijbels bidden

Maar nu we weten wannéér we kunnen bidden, moeten we ons afvragen wat een Bijbelse wijze van bidden is.
We lezen grofweg over twee soorten bidden, namelijk stil, persoonlijk gebed en het bidden met een gemeenschap. Het stille gebed zien we al bij Hanna in 1 Sam. 1: 9-10, 12-13: ‘’Toen stond Hanna op, nadat men in Silo gegeten en gedronken had. Nu zat Eli, de priester, op een stoel bij een deurpost van de tempel van de HEERE. Bitter van gemoed bad zij tot de HEERE en zij huilde erg.

En het gebeurde, toen zij lang bleef bidden voor het aangezicht van de HEERE, dat Eli op haar mond lette. Want Hanna sprak in haar hart; alleen haar lippen bewogen, maar haar stem werd niet gehoord. Daarom hield Eli haar voor dronken.’’

We zien echter ook dat groepen mensen bidden, namelijk in de volgende verzen.

Neh. 8:7: ‘’En Ezra loofde de HEERE, de grote God, en heel het volk antwoordde, onder het opheffen van hun handen: Amen, amen! Zij knielden en bogen zich neer voor de HEERE met het gezicht ter aarde.’’

Luk. 1:10: ‘’En heel de menigte van het volk was buiten aan het bidden op het uur van het reukoffer.’’

1 Tim. 2:8: ‘’Ik wil dan dat de mannen op alle plaatsen bidden met opheffing van heilige handen, zonder toorn en meningsverschil.’’

We lezen hier dus ook dat we als gelovigen die samen bidden, geen toorn en meningsverschil hebben.

Wat ook een Bijbelse bid-wijze is, is het bidden in de richting van Jeruzalem, zoals we kunnen lezen in 1 Kon. 8:44: ‘’Wanneer Uw volk uittrekt ten strijde tegen zijn vijand, op de weg waarheen U hen zendt, en zij bidden tot de HEERE, in de richting van deze stad, die U verkozen hebt, en van het huis dat ik voor Uw Naam heb gebouwd…’’

We lezen dat Daniël dit ook deed, toen hij in ballingschap was, namelijk in Dan. 6:11, 14: ‘’Toen Daniël te weten kwam dat dit bevelschrift ondertekend was, ging hij zijn huis binnen. Nu had hij in zijn bovenvertrek open vensters in de richting van Jeruzalem. Op drie tijdstippen per dag ging hij op zijn knieën, bad hij en dankte hij voor het aangezicht van zijn God, precies zoals hij voordien had gedaan.

Toen antwoordden en zeiden zij in de tegenwoordigheid van de koning: Daniël, een van de ballingen uit Juda, heeft op u, o koning, en op het verbod dat u ondertekend hebt, geen acht geslagen, maar op drie tijdstippen per dag doet hij zijn gebed.’’

Wat kunnen we nog meer leren uit deze geschiedenis van Daniël? Dat er toen al 3 gebedstijden per dag vastgesteld waren en dat Daniël dit in acht nam. Het is dus een Bijbelse manier van bidden om in de richting van Jeruzalem te bidden en dat minimaal 3x per dag.

Volgens de joodse traditie zijn er al gebeden vastgesteld toen men terugkeerde uit de Babylonische ballingschap, ten tijde van Ezra en Nehemia. Toen was er een grote groep leiders (De Mannen van de Grote Vergadering (Neh. 5:7?), Onder hen waren Haggai, Zacharia en Maleachi en Nechemia) die het zogeheten achttien-gebed hebben vastgesteld. We komen straks terug op dit gebed.
Dit gebeurde toen men terugkwam uit Babylon naar het land Israël, dat was zo rond 516 v. Chr. (dus een half millennium, 5 eeuwen, voordat Yeshua leefde was dit al een gebruik in Israël).

Wat ook opmerkelijk is, is dat in Babylon ‘de synagoge’ is ontstaan, de leerhuizen. Dat kwam omdat men de gedachte aan de tempeldienst graag mee wilde nemen, nu men naar het buitenland was gevoerd (Rom. 9:4). In de synagoge werden elementen uit de tempeldienst ‘voortgezet’. Zo werd er bijvoorbeeld op de tijden van de dagelijkse offers gebeden en zien we andere gebruiken uit de tempeldienst terugkeren in de synagogedienst. Ook werd de Tora- en de profeten-lezing als synagogetraditie ontwikkeld.

Yeshua’s tijd

Hoe was Yeshua’s houding ten opzichte van de synagoge-dienst? In Luk. 4:16 lezen we: ‘’En Hij (Yeshua) kwam in Nazareth, waar Hij opgevoed was, en ging naar Zijn gewoonte op de dag van de sabbat naar de synagoge, en Hij stond op om te lezen[1].’’
In Mat.9:35 en vele andere teksten zien we dat Yeshua onderwijs gaf in de synagoges.

Yeshua had schijnbaar geen problemen met het concept synagoge, want het was Zijn gewoonte om daar naar toe gaan. Het is voor ons, als Zijn volgelingen, dus belangrijk om te weten hoe een synagoge-dienst er in Zijn tijd uit zag. Waarom is dat belangrijk? Ons doel als discipelen is namelijk om Yeshua na te volgen. Zie hierbij Luk. 6:40: ‘’Een discipel staat niet boven zijn meester, maar iedere volmaakte discipel zal net als zijn meester zijn.’’
Discipelschap in de joodse context houdt ook in dat je jouw rabbi nauwgezet in de gaten houdt. Je kijkt naar wat hij doet, hoe hij communiceert met mensen, hoe hij onderwijst, hoe hij bidt en hoe hij de Thora uitleeft.

Kunnen we erachter komen hoe de samenkomsten eruit zagen waar Yeshua kwam? Ja, in eerste instantie via bepaalde teksten uit het Brid Chadasha, maar ook uit de Mishna kunnen we leren hoe het jodendom in de tijd van Yeshua functioneerde. De Mishna is eigenlijk de mondelinge overlevering die vanaf de tijd van Ezra en Nehemia doorgegeven werd. Volgens het jodendom werd dit ook via de profeten doorgegeven en vervolgens via de zogeheten wijzen (denk aan de bekende Hillel en Shammai). De Mishna werd dus mondeling doorgegeven, maar is na de verwoesting van de 2e tempel opgeschreven, omdat men toen de verstrooiing weer in ging en bang was dat deze kennis verloren ging.
In de Mishna vinden we besprekingen tussen mannen die leefden vóórdat Yeshua geboren was. De inhoud daarvan moet dus logischerwijs in Yeshua’s tijd bekend zijn geweest. In Yeshua’s tijd was het dus ook niet ongewoon dat deze mondelinge leer werd bediscussieerd.

In de Mishna, Brachot 3:5, lezen we bijvoorbeeld: ‘’Als een man staat om het gebed (hatefilla) te zeggen, en hij…’’.

Wat valt hier op? Iemand staat om het gebed te zeggen. ‘Staan’ is in het Hebreeuws עוֹמֵד omed en daar is het woord ‘amida’ van afgeleid, het ‘staande-gebed’. Het ‘staande-gebed’ is een andere naam voor het achttien-gebed en wordt ook wel ‘het gebed’ genoemd, omdat dit het centrale gebed is in de Joodse eredienst.

Ook Yeshua keurt het staande gebed (amida) niet af, kijk maar naar Mark. 11:25: ‘’En wanneer u staat te bidden, vergeef als u tegen iemand iets hebt, opdat ook uw Vader, Die in de hemelen is, u uw overtredingen vergeeft.’’

Hier zien we dus een overeenkomst van de beschrijving van het staande-gebed, in de joodse geschiedenis uit de Mishna, met een uitspraak van Yeshua Zelf over het staande bidden.

Nu zou iemand hiertegen in kunnen brengen dat er in het NT veelal over joodse gelovigen wordt gesproken en dat wij, als niet-joodse gelovigen, dit niet hoeven te doen. Het is echter waarschijnlijk dat de gelovigen uit de volkeren hier wel aan meededen, want de jood Paulus schrijft aan de Korinthiërs in 1 Kor. 11:1: ‘’Wees navolgers van mij, zoals ik navolger van Messias ben.’’

Ook in Hand. 15:19-21 zien we dat van de gelovigen uit de volkeren wordt verwacht dat zij meedoen met wat er in de synagoge gebeurde. Daar werd het staande gebed gebeden in dat gebeurde hoogstwaarschijnlijk ook nog eens in het Hebreeuws!

Gebedstijden

In de Mishna, Brachot 4:1, lezen we een discussie over tot hoe laat de gebeden gezegd mogen worden. De vraag was niet óf er een tijd voor het ochtendgebed vastgesteld moet worden. Nee, in deze discussie wordt er al vanuit gegaan dat men de vast gebedstijden in acht neemt. Nogmaals, dat hebben we al gezien ten tijde van Daniël (zo’n 500 v. Chr.), maar dus ook hier in de Mishna.

Wat wordt er dan met die gebedstijden gebeden? Dat is het achttiengebed, dat ook al in de Mishna besproken werd, in Brachot 4:3: ‘’Rabban Gamaliel zegt: elke dag moet iedere man de achttien [zegeningen] bidden. Rabbi Joshua zegt: een samenvatting van de achttien. Rabbi Akiva zegt: als hij het vloeiend weet, bidt hij de achttien, en zo niet, een samenvatting van de achttien.’’

Wat ik hiermee wil zeggen is dat niet onbijbels is om staande het gebed te bidden op 3 tijden per dag. Laten we eens kijken hoe dat in Yeshua’s tijd eraan toe ging.

Allereerst geeft Yeshua aan dat de tempel Gods Huis is. In Mat. 21:12-13 lezen we: ‘’En Yeshua ging de tempel van God binnen en dreef allen die in de tempel verkochten en kochten naar buiten, en keerde de tafels van de wisselaars om en de stoelen van hen die de duiven verkochten. En Hij zei tegen hen: Er is geschreven: Mijn huis zal een huis van gebed genoemd worden; maar u hebt er een rovershol van gemaakt.’’

In de tempel vond natuurlijk de offerdienst plaats, maar Yeshua geeft hier aan dat het ook een huis van gebed genoemd zal worden. Zien we dat dan ook terugkomen in de Bijbel? Jazeker.

Luk. 1:10: ‘’En heel de menigte van het volk was buiten aan het bidden op het uur van het reukoffer.’’

Wanneer werd dat reukoffer gebracht? Ex. 30:7-8: ‘’En Aäron moet daarop geurig reukwerk in rook laten opgaan. Elke morgen als hij de lampen in orde gebracht heeft, moet hij het in rook laten opgaan. Ook als Aäron de lampen tegen het vallen van de avond zal aansteken, moet hij het in rook laten opgaan. Het moet een voortdurend reukwerk zijn voor het aangezicht van de HEERE, al uw generaties door.’’

Hier zien we dat er elke ochtend en middag een reukoffer werd gebracht en in Luk. 1 lezen we dat het volk aan het bidden was ten tijde van dat ochtend-reukoffer. Hier zien we dus dat men in de tijd van Yeshua bad ten tijde van het offer.

Ook Openbaring 5:8 en Ps. 141:2 zien we de connectie tussen gebed en het reukoffer.

Dat is niet de enige aanwijzing. We gaan kijken naar het boek Handelingen en wil in hoofdstuk 10:9: ‘’En de volgende dag, terwijl zij op reis waren en de stad naderden, klom Petrus op het dak om te bidden, ongeveer op het zesde uur…’’

Iets dergelijks vinden we ook in Hand. 3:1: ‘’Petrus nu en Johannes gingen samen naar de tempel tijdens het uur van het gebed, het negende uur.’’

Weer die Petrus. En nu met Johannes. Petrus verbindt hier de offerdienst met gebed. Wat hij en Johannes doen heeft wel autoriteit, want zij worden o.a. de steunpilaren van de gemeente van Yeshua genoemd[2].

Dus op het negende uur gingen de volgelingen van Yeshua naar de tempel en daar vond gebed plaats. Was er ook een offer op dat moment?

Jazeker, het brandoffer; Num. 28: 3-4: ‘’U moet tegen hen zeggen: Dit is het vuuroffer dat u de HEERE moet aanbieden: elke dag twee lammeren van een jaar oud, zonder enig gebrek, als een voortdurend brandoffer. Het ene lam moet u 's morgens bereiden, het andere lam moet u tegen het vallen van de avond bereiden...’’

Het is opmerkelijk dat er in vers 2 het volgende staat: ‘’U moet zorg dragen voor Mijn offergave – Mijn voedsel voor Mijn vuuroffers, voor Mij een aangename geur – door Mij die op de ervoor vastgestelde tijd aan te bieden.’’

De vastgestelde tijd, daar staat in het Hebreeuws het woordje מוֹעֵד mo’ed, wat we ook kennen van de mo’adim, de vastgestelde feesttijden van de Heere (Lev. 23).

Maar goed, in Handelingen lezen we over gebed op het 6e en op het 9e uur. Hoe moeten we dat duiden? Zijn dat twee verschillende gebedstijden of wordt er naar hetzelfde verwezen? Hier wordt gesproken over het mincha-gebed, het middaggebed. De tijd voor dit gebed is vanaf het 9,5e uur tot 1,25 uur voor nacht. Dat is de korte, kleine mincha-tijd. De lange, of grote mincha-tijd is vanaf het 6,5e uur van de dag tot 1,25 uur voor nacht.

Yeshua en de gebedstijden

Nu we weten dat dit de norm was in Yeshua’s tijd en dat Hij onberispelijk[3] wandelde en niemand iets tegen Hem had in te brengen[4], kunnen we dan niet voorzichtig concluderen dat onze Redder en Leermeester ook de gebedstijden van de offerdienst aanhield? Hij ging volgens Zijn gewoonte naar de Synagoge en deed daar mee met de Thora- en Haftara-lezing. Zou Hij dan ook niet met de rest mee gedaan hebben? Het lijkt mij wel, anders zouden Zijn volgelingen die steunpilaren van Zijn gemeente worden genoemd, dat toch niet doen?

We lezen zelfs in Hand. 2:42 over de nieuw-gelovigen onder de apostelen ‘’En zij volhardden in de gebeden.’’

Hier staat niet ‘in gebed’ of ‘in gebeden’, maar in ‘dé gebeden’. Dat lidwoordje ‘de’ is hier veelzeggend. Zouden dat de vastgestelde gebeden zijn?

Vaste gebeden

Sommige mensen vinden vaste gebeden een teken van niet-geestelijk geloof. Zij denken dat alleen vrije formuleringen een teken zijn van een goed geestelijk leven. Wat zij echter vergeten is dat God echt niet tegen vastgelegde gebeden is. Yeshua leert ons immers Zelf een vastgelegd gebed, namelijk het Onze Vader. Nee, waar het veeleer om draait is de gerichtheid van het hart. Zowel een vrij als vastgelegd gebed kan afgeraffeld worden. Vastgelegd en vrij gebed sluiten elkaar niet uit, maar vullen elkaar aan.
De vastgelegde gebeden bestaan daarnaast ook nog eens voor een heel groot deel uit letterlijke Schriftwoorden. Het is over het algemeen dus heel mooi en Bijbels wat er gebeden wordt.

Tot slot

Als bovenstaande argumenten nog niet overtuigend genoeg waren, dan is er tot slot ook nog een geestelijke zaak die ons ertoe kan aansporen de Bijbelse gebedstijden te overwegen.
We hebben namelijk gezien dat er op de tijd van de (brand)offers werd gebeden. Een brandoffer werd in zijn totaliteit verbrand, het moest geheel in rook opgaan. In Rom. 12:1 lezen we: ‘’Ik roep u er dan toe op, broeders, door de ontfermingen van God, om uw lichamen aan God te wijden als een levend offer, heilig en voor God welbehaaglijk: dat is uw redelijke godsdienst.’’

We worden ertoe opgeroepen om ons leven als het ware als een brandoffer te offeren. Ons hele leven, alles, mag in Zijn dienst staan. Net zoals we leren van Yeshua.

In 2 Kor. 6:16 lezen we: ‘’Of welk verband is er tussen de tempel van God en de afgoden? Want u bent de tempel van de levende God, zoals God gezegd heeft: Ik zal in hun midden wonen en onder hen wandelen, en Ik zal hun God zijn en zij zullen Mijn volk zijn.’’

Als wij als gemeente de tempel van God zijn en ons lichaam aan God wordt gewijd als een offer, dan mogen we ons wel verdiepen in de offertijden. Dan is het toch mooi om mee te gaan in de Bijbelse traditie van het bidden op de tijden waarop God heeft geboden dat er een offer gebracht moest worden?

Let wel, ik zeg dit niet als gebod, dus ik denk niet dat je zondigt als je dit niet toepast. Ik vind het zelf echter wél een mooie Bijbelse manier van bidden. Maar zoals we hebben gezien, is het vrije gebed ook een Bijbelse manier van bidden (denk aan Hanna in 1 Sam.1). Ook daarmee kun je je hart uitstorten naar God, en dat is ook belangrijk zoals we lazen in Spr. 23:26 (mijn zoon geef Mij je hart).
Ik denk dat deze beide gebedsvormen naast elkaar mogen bestaan, dat ze elkaar niet uitsluiten. Er zijn namelijk ook aanwijzingen dat Yeshua vrij gebed toepaste (Luk. 6:12)[5].

Denk ook aan Ez. 37:26-27 waar we lezen over de toekomst. ‘’Ik zal met hen een verbond van vrede sluiten. Het zal een eeuwig verbond met hen zijn, Ik zal hun een plaats geven en hen talrijk maken, en Ik zal Mijn heiligdom in hun midden zetten tot in eeuwigheid. Mijn tabernakel zal bij hen zijn, Ik zal een God voor hen zijn en zíj zullen een volk voor Mij zijn.’’

Als Gods heiligdom in de toekomst weer herbouwd wordt, dan zullen de offers ook weer hervat worden. We kunnen nu al oefenen met die dienst door de gebedstijden.

De profeet Hosea had al voorzien dat de tempeldienst gestopt zou worden en dat Israël zich zou moeten bekeren en hij schreef in Hosea 14: 2-3: ‘’Bekeer u, Israël, tot de HEERE, uw God, want u bent gestruikeld door uw ongerechtigheid. Neem deze woorden met u mee, bekeer u tot de HEERE. Zeg tegen Hem: Neem alle ongerechtigheid weg, neem het goede aan. Dan zullen wij de offers (Letterlijk: de jonge stieren) van onze lippen nakomen.’’

Ook de schrijver van de Hebreeënbrief bevestigt dit als hij schrijft in Hebr. 13:15: ‘’Laten wij dan altijd door Hem een lofoffer brengen aan God, namelijk de vrucht van lippen die Zijn Naam belijden.’’

 

 

[1] Zie ook Neh. 8: 5-6.

[2] Zie Gal. 2:9, waar Petrus Kéfas wordt genoemd. Dit is dezelfde persoon, zie Joh. 1:43b

[3] 1 Petrus 1:18-19

[4] Mat. 26:59

[5] Ook in bepaalde Joods-orthodoxe stromingen wordt het belang van vrij gebed benadrukt. Daar wordt het hitbodedoet genoemd.