Parasha Korach -Kampen - 24-6-23
Inleiding
In deze parasha komen we een aantal onderwerpen tegen, waarvan sommige welbekend. Zoals bijvoorbeeld de geschiedenis van Korach, de man aan wie de naam van deze parasha ontleend is.
Een korte samenvatting van de geschiedenis van Korach. Hij was een Leviet en twistte met Aäron wie de werkelijke kohanim (priesters) mochten zijn. Hij was, zoals gezegd, een Leviet, en dus familie van Aäron. Je kunt uit de Bijbel afleiden dat hij een neef was van Moshe en Aäron (Num. 16:1 à zijn vader is Yizhar en die was een broer van Amran, de vader van Moshe, zie Ex. 6: 17,19). Hij was ook nog eens een eerstgeboren zoon. De eerstgeboren zonen waren in feite de kohanim, tot de zonde met het gouden kalf. Toen werd het nageslacht van Aäron gekozen om als kohen te fungeren.
Korach was met nog 3 mannen, namelijk Dathan en Abiram en On samengekomen, evenals 250 oversten uit het volk. Dit waren dus niet zomaar Jan en Alleman, maar leiders.
God zei tegen Moshe dat er bij elke stam een staf van de leider genomen moest worden. Voor de stam Levi was Aäron de leider. De staven moesten worden weggelegd in de tent van samenkomst. Vervolgens was de staf van Aäron in bloei en droeg het amandelen. Dat is natuurlijk een wonder en dit was een teken dat God Aäron had uitverkozen.
Daarna lezen we verder over bepalingen rondom de rechten en plichten van de kohanim en de Levi’im (Levieten). Onder die bepalingen zijn ook de regels rondom de tienden die afgedragen moesten worden.
Heiligheid
Het daadwerkelijke probleem van Korach was eigenlijk de vraag wie apart gezet was om tot de Heer te naderen, want we lezen in Num. 16:5, waar staat: ‘’En hij (Moshe) sprak tot Korach en tot heel diens aanhang: Morgenochtend zal de HEERE bekendmaken wie van Hem is, en wie de heilige is die Hij in Zijn nabijheid zal laten komen. Wie Hij kiest, zal Hij in Zijn nabijheid laten komen.’’
Wie weet het Hebreeuwse woord voor heilig? Juist, dat is kadosh. Dat kun je vertalen als ‘apart gezet’. Als je heilig bent, dan ben je apart gezet van de anderen, die niet heilig zijn. Als je een heilig volk bent (zoals Israël wordt genoemd in Ex. 19:6), dan betekent dit dat het volk is afgezonderd van de volkeren die niet heilig zijn.
In het Brit Chadasha (NT) lezen we in Kol. 1: 12-13 over het feit dat heiligheid gekoppeld is aan licht: ‘’Daarbij danken wij de Vader, Die ons bekwaam heeft gemaakt om deel te hebben aan de erfenis van de heiligen in het licht. Hij heeft ons getrokken uit de macht van de duisternis en overgezet in het Koninkrijk van de Zoon van Zijn liefde.’’
Wat is dan de relatie tussen licht en heiligheid? In feite kunnen we dat beter begrijpen als we licht tegenover duisternis zien: duisternis is de afwezigheid van licht. Als we de vergelijking doortrekken dan is duisternis de afwezigheid van heiligheid. Dus onheiligheid.
De Bijbel spreekt niet voor niets met beeldspraak. Dat is om ons een les te leren over een werkelijkheid door middel van het beeld. In dit geval wordt het beeld ‘licht’ gebruikt.
Laten we kort eens natuurkundig kijken wat licht is en doet. Licht verspreidt zich in een bundel en we zien het pas als het door weerkaatsing in ons oog terecht komt. Hier een simpele illustratie[1]:
[1] Afbeelding via https://betavakken.nl/2-vwo/2v-licht/2v-licht-en-kleuren.html
Gewoon licht is in feite een samenstelling van alle kleuren. Heel simpel uitgelegd: Als een lichtbundel op een rood oppervlakte schijnt, dan weerkaatst de rode kleur en die zie je dan als de kleur rood.
Als er geen licht schijnt, dan is het donker, dan is er duisternis. Daar zien we ook sprekende teksten over in de Bijbel:
Spr. 4:18: ‘’Maar het pad van rechtvaardigen is als een schijnend licht, dat gaandeweg helderder gaat schijnen tot het volledig dag is geworden.’’
Rom. 13:12: ‘’De nacht is ver gevorderd en de dag is nabijgekomen. Laten wij dus de werken van de duisternis afleggen en de wapens van het licht aandoen.’’
2 kor. 4:4: ‘’Van hen, de ongelovigen, geldt dat de god van deze eeuw hun gedachten heeft verblind, opdat de verlichting met het Evangelie van de heerlijkheid van Messias, Die het beeld van God is, hen niet zou bestralen.’’
Wat zien we gebeuren bij de geschiedenis van Korach? Er kwam straf, een consequentie voor het opstandige gedrag. Om het volk dat niet met Korach meedeed te beschermen, kregen zij de waarschuwing die we lezen in Num. 16: 26: ‘’Moshe sprak tot de gemeenschap: Ga toch bij de tenten van deze goddeloze mannen vandaan, raak niets aan van alles wat van hen is, anders zult u door al hun zonden weggevaagd worden.’’
Er kwam dus een scheiding tussen heilig en onheilig. Zien we dit aspect ook niet 2 Kor. 6: 16-18a: ‘’Of welk verband is er tussen de tempel van God en de afgoden? Want u bent de tempel van de levende God, zoals God gezegd heeft: Ik zal in hun midden wonen en onder hen wandelen, en Ik zal hun God zijn en zij zullen Mijn volk zijn. Ga daarom uit hun midden weg en zonder u af, zegt de Heere, en raak het onreine niet aan, en Ik zal u aannemen, en Ik zal u tot een Vader zijn’’?
God wil dat wij apart gezet zijn, heilig. Hij is een Vader voor ons. In het bijbelboek Ja’akov (Jakobus) wordt Hij verder gespecificeerd. Hij wordt daar een Vader der lichten genoemd. Weer zien we dat aspect van licht, zie Jak. 1:17: ‘’Elke goede gave en elk volmaakt geschenk is van boven en daalt neer van de Vader der lichten (avi ha-orot – אבי האורות), bij Wie er geen verandering is, of schaduw van omkeer.’’
Jouw keuzes hebben invloed
We lazen zojuist dat God wil dat ons afzonderen en uit het midden gaan van de afgodendienaren. We moeten heiligheid bewaken. En ook dat aspect komen we tegen in de parasha van deze week. Namelijk in Num. 18:2-4: ‘’En u moet ook uw broeders, de stam Levi, de stam van uw vader, met u naar voren doen komen, zodat zij zich bij u aansluiten en u dienen. U echter, en uw zonen met u, moeten vóór de tent van de getuigenis zijn. Zij zullen uw taak vervullen en de taak ten behoeve van heel de tent. Alleen mogen zij niet in de nabijheid komen van de voorwerpen van het heiligdom, en van het altaar, opdat zij niet sterven, zij niet en u ook niet. Maar zij moeten zich bij u aansluiten en de taak ten behoeve van de tent van ontmoeting vervullen, heel de dienst van de tent. Een onbevoegde mag echter niet in uw nabijheid komen.’’
In een andere plaats in de Bijbel lezen we dat het de taak van priesters, kohanim, is om het volk onderscheid te leren tussen heilig en onheilig. Dat lezen we in Lev. 10:10-11. We hebben dus leraren nodig die ons helpen om Gods Woord goed te begrijpen en om ons praktisch te helpen ons leven in te richten.
Jouw keuzes hebben dus invloed. Ook jouw keuzes inzake de mensen met wie je omgaat. Daar lezen we namelijk de volgende teksten over in het Brit Chadasha (NT):
Allereerst lezen we in 1 Kor. 15:33: ‘’Dwaal niet: slecht gezelschap bederft goede zeden.’’
Maar ook in 2 Kor. 6:14 komt dit concept terug: ‘’Vorm geen ongelijk span met ongelovigen, want wat heeft gerechtigheid gemeenschappelijk met wetteloosheid, en welke gemeenschap is er tussen licht en duisternis?’’ Ziet u hier de vergelijking tussen licht en duisternis weer terug komen, in relatie tot wetteloosheid en gerechtigheid (dat is: de Torah volgen)?
Dat je moet opletten met wie je omgaat is niet een nieuw-Testamentisch principe, want ook in Psalm 1:1-2 lezen we dit al: ‘’Welzalig de man die niet wandelt in de raad van de goddelozen, die niet staat op de weg van de zondaars, die niet zit op de zetel van de spotters, maar die zijn vreugde vindt in de Torah van de HEERE en Zijn Torah dag en nacht overdenkt.’’
Met wie je omgaat heeft een grote invloed, het heeft in zekere zin invloed op wie jij bent/wordt.
Daarom lezen we ook in 2 Timotheüs 2:19-22: ‘’De Heere kent wie van Hem zijn, en: Ieder die de Naam van Mashiach noemt, moet zich ver houden van de ongerechtigheid. Maar in een groot huis zijn niet alleen voorwerpen van goud en van zilver, maar ook van hout en aardewerk. Sommige zijn voor eervol, maar andere voor oneervol gebruik. Als iemand zich dan hiervan reinigt, zal hij een voorwerp zijn voor eervol gebruik, geheiligd en van veel nut voor de Heere, voor elk goed werk gereedgemaakt. Maar ontvlucht de begeerten van de jeugd. Jaag rechtvaardigheid, geloof, liefde en vrede na, samen met hen die de Heere aanroepen uit een rein hart.’’
Heiligheid is dus vereist. In Lev. 26:25 lezen we: ‘’(Dan) breng Ik het zwaard over u, dat de wraak van het verbond voltrekt. Wanneer u zich dan in uw steden verzamelt, zal Ik de pest in uw midden sturen. U zult in de hand van de vijand overgegeven worden.’’
Als, de hemel verhoede, Gods volk het pad van heiligheid verlaat en bezwijkt voor verleidingen van lichaam en geest, zullen ze de gevolgen ondergaan van de breuk in brit, het heilige verbond. Elke schending van het verbond produceert een negatieve geestelijke kracht die bekend staat als "wraak van het verbond". De wraak van het verbond is de kracht die een zwaard van wraak creëert, net zoals nucleaire brandstof de krachtbron is van een atoomwapen.
Je lichaam een vat
In de passage uit 2 Timotheüs hierboven leren we een ander concept, dat we nodig hebben om de relatie tussen heiligheid en Gods licht te begrijpen, namelijk dat het lichaam vergeleken wordt met een voorwerp, een vat.
Ook 1 Thes. 4:3-5 spreekt hierover[1]: ‘’Want dit is de wil van God: uw heiliging, dat u uzelf onthoudt van de ontucht, en dat ieder van u zijn vat/voorwerp (lichaam) weet te bezitten in heiliging en eerbaarheid, en niet in hartstochtelijke begeerte, zoals de heidenen, die God niet kennen.’’
Job nam dit concept heel serieus en had een verbond met zijn ogen gesloten, om niet naar verkeerde dingen te kijken (Job 31:1). Zodat hij heilig kon leven.
In het Hebreeuwse denken wordt zo’n voorwerp waar in Thessalonicenzen wordt gesproken, een ‘kli’ genoemd. In Hand. 9:15 lezen we een omschrijving van Paulus, maar die is zodanig dat ook wij er iets van kunnen leren in deze context: ‘’Deze is voor Mij een uitverkoren instrument (kli chafetz) om Mijn Naam te brengen naar de heidenen en de koningen en de Israëlieten.’’
Paulus is een kli chafetz, een uitverkozen instrument/voorwerp. Dat mogen wij ook zijn. Als we terugdenken aan het voorbeeld over licht, dan is een belangrijk aspect dat we moeten onthouden dat we pas iets kunnen zien als er licht op dat voorwerp kaatst en door je oog wordt geregistreerd. Om de werkelijkheid te aanschouwen is er dus licht nodig (projectie) en een voorwerp waar het licht op schijnt. God is in deze analogie de projector, Hij straalt licht uit en wij zijn het voorwerp, zoals we zojuist in de Bijbel lazen. Wij zijn dat voorwerp waar Gods licht op straalt. Wij mensen moeten Gods licht weerkaatsen en zo kunnen wij licht voor de wereld zijn. Licht voor de wereld om ons heen.
Hier spreekt Psalm 97:11 over: ‘’Licht is gezaaid voor de rechtvaardige en blijdschap voor de oprechten van hart.’’
Wij hebben echt invloed! Denk aan Pinchas, die met zijn daad een grote plaag tot stoppen bracht. Rav. Shaul heeft door zijn invloed veel heidenen tot de God van Israël gebracht. En zo zijn er tal van voorbeelden in de Bijbel van mensen die invloed hadden. Jij bent geroepen, en hebt ook invloed op deze wereld. Wandel in Gods licht, praat met Hem, lees Zijn Woord en doe goede dingen!
De zon
God straalt licht uit. Overvloed. Hij is liefde en wil iedereen graag bereiken. Wij als mensen kunnen dat licht echter blokkeren door in ‘de schaduw’ te gaan zitten, zodat het licht jou niet kan bereiken. Dan zit je in de verkeerde plaats. Het is de bedoeling dat jij een heilig ‘voorwerp’ bent, zodat je een projectie geeft van Gods licht.
Stromen van zegen
God wil Zijn licht laten schijnen, dit is een synoniem voor zegenen. Hij wil ons zegenen. Zoals we een aantal pagina’s terug al lazen, leert Yeshua ons: ‘’En ook steekt men geen lamp aan en zet die onder de korenmaat, maar op de standaard, en hij schijnt voor allen die in het huis zijn. Laat uw licht zo schijnen voor de mensen.’’
Met andere woorden: als je een kaars of lamp hebt en je bedekt hem vervolgens met een korenmaat, dan blijft de lamp wel schijnen, hij blijft wel licht uitstralen. Maar toch zit je in de duisternis. Het licht is zelf niet veranderd, maar jij wel. Jij hebt een blokkade gemaakt voor het licht. Dit is eigenlijk een beschrijving van wat er gebeurt als iemand heilig leeft en vervolgens naar een staat van toema (onreinheid) gaat.
In Deuteronomium 28 lezen we voorwaarden die gesteld worden zodat God Zijn zegen kan geven. Daar is dus gehoorzaamheid en heiligheid voor nodig (zie Deut. 28:1-2, 9). We zien dat er vloek komt als we God niet gehoorzamen (Deut. 28:45).
Als we God geboden doen, dan creëren we eigenlijk een voorwerp (kli) waarop Gods licht kan schijnen (een soort scherm waar licht op kan schijnen). Daarmee brengen we heiligheid in de wereld. Wij hebben dus een grote invloed op de vraag of er zegen of vloek komt.
Poorten
Om dit concept nog beter te begrijpen moeten we eerst beseffen dat er zogeheten poorten bestaan in de geestelijke gewesten. Allereerst wil ik het vers uit Jak. 1:17 nog eens herhalen: ‘’Elke goede gave en elk volmaakt geschenk is van boven en daalt neer van de Vader der lichten (avi ha-orot – אבי האורות), bij Wie er geen verandering is, of schaduw van omkeer.’’
Goede gaven en volmaakte geschenken (dat zijn zegeningen) dalen neer van boven. Van God. Er is dus een beweging van boven naar beneden. Om van een hemelse realiteit naar een aardse realiteit te komen, moet de zegen eigenlijk een soort poort passeren.
In Psalm 100:4 lezen we: ‘’Ga Zijn poorten binnen met een lofoffer, Zijn voorhoven met een lofzang; loof Hem, prijs Zijn Naam.’’ Op letterlijk niveau zou je deze tekst kunnen interpreteren als dat het gaat over de poorten van de tempel, waar je binnengaat met een lofoffer. Maar zoals we uit de Bijbel kunnen leren, bestaat er ook een hemels heiligdom (Hebr. 9:24 en Openb. 14:17). Als we dan lezen in Hebr. 13:15: ‘’Laten wij dan altijd door Hem een lofoffer brengen aan God, namelijk de vrucht van lippen die Zijn Naam belijden.’’ Dan moeten we denken aan geestelijke lofoffers brengen. Dan gebeurt er iets in de geestelijke gewesten. Dan gaan wie die poort van lof binnen, uit Psalm 100.
Die poorten worden in het Hebreeuws she’arim (שערים) genoemd. Ze kunnen wel vergeleken worden met pijpleidingen. Denk aan een leiding waar water doorheen stroomt. Dat water is in deze vergelijking de zegen. De zegen stroomt naar ons toe, maar de leiding kan verstopt raken. Dan kan de zegen niet stromen. Dan heb je afwezigheid van licht en zit je dus in de duisternis, dat is vloek. Die pijpleidingen heten in het joodse denken tzinorot (צינורות). Als er een blokkade in de pijpleiding zit, moet die weggehaald worden, net zoals een loodgieter kan doen. De zegen moet weer stromen. Daar is bekering voor nodig, je omkeren tot God en Zijn wil gaan doen. Dan wordt de blokkade weggenomen en kan de zegen weer stromen. Dan gaan de poorten open.
Een voorbeeld van zo’n leiding vinden we in de parasha van deze week, namelijk het geven van tienden. Daar lazen we over in Num. 18: 21-29.
In Mal. 3:10 lezen we over ‘vensters in de hemel’ waardoor de zegen uitgegoten wordt. Dit hangt samen met het afdragen van de tienden aan Gods dienst. Dus gehoorzaamheid aan het gebod van tienden afdragen zorgt voor een open tzinor (leiding) waardoor de zegen over de landbouw kan komen.
Enkele andere voorbeelden van verstopte ‘leidingen’ of open ‘leidingen’ vinden we in de schrift:
- Yeshua leert ons in Mat. 6: 14-15 dat als wij niet vergeven, dat wij dan ook niet vergeven worden. Het niet-vergeven zorgt dus voor blokkade in de ‘pijpleiding’ van vergeving.
- Yeshua leert ons in Luk. 6:38 dat als wij geven aan een ander, dat er ook aan ons gegeven zal worden. Een goede, vastgedrukte, geschudde, overlopende maat zal men u in de schoot geven. Het geven zorgt voor een geopende tzinor (pijpleiding), zodat er zegen naar jou zal gaan.
Hij zegt er achteraan: ‘’ met dezelfde maat waarmee u meet, zal er bij u ook gemeten worden’’. Dit wordt in het Hebreeuwse denken ‘mida ke-neged mida’ (מדה כנגד מדה) genoemd. - Er worden oorzaak-gevolg-aspecten beschreven rondom gebedsverhoring. Er kunnen verstoppingen in de leiding komen waardoor je gebed niet verhoord wordt. Een aantal van die blokkades vinden we in de volgende teksten:
Spr. 28:9: ‘’Van hem die zijn oor afkeert van het luisteren naar de wet (Torah), is zelfs zijn gebed een gruwel.’’
1 Petr. 3:7: ‘’Mannen, woon met begrip met haar samen; geef de vrouw, als de zwakkere, haar eer; u bent immers ook mede-erfgenamen met haar van de genade van het leven; opdat uw gebeden niet verhinderd worden.’’
Joh. 16: 23-24: ‘’Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u: Alles wat u de Vader zult bidden in Mijn Naam, zal Hij u geven. Tot nu toe hebt u niets gebeden in Mijn Naam; bid, en u zult ontvangen, opdat uw blijdschap volkomen zal worden.’’ Dit aspect heet in het jodendom ‘hitkashrut la-tzadik’ à verbonden zijn met de Rechtvaardige (tzadik).
- In Deut. 28:19 lezen we dat dankbaarheid en blijdschap nodig zijn om zegen te kunnen ontvangen: ‘’Omdat u de HEERE, uw God, niet gediend zult hebben met blijdschap en hartelijke vreugde, vanwege de overvloed van alles … ‘’ en dan volgen er vloeken.
Als we dan kiezen om heilig te leven, dan hoort daar gehoorzaamheid aan Gods inzettingen en regels bij. Dat willen we doen uit liefde, om wat Hij voor ons gedaan heeft. Om wie Hij is! In Deuteronomium 30:6 lezen we daar heel toepasselijk over: ‘’De HEERE, uw God, zal uw hart en het hart van uw nageslacht besnijden, om de HEERE, uw God, lief te hebben met heel uw hart en met heel uw ziel, zodat u leven zult.’’
Ons hart moet dus besneden worden, om God lief te hebben met heel ons hart en heel onze ziel. Als we het omkeren, dan kunnen we God dus niet volkomen liefhebben met een onbesneden hart. Dat kunnen we dus een verstopte pijpleiding noemen, een verstopte tzinor! Maar, wat houdt een onbesneden hart nou eigenlijk in? Wat heeft dat met het aspect van heiligheid en deze parasha te maken? Het heeft te maken met keuzes! Korach maakte een keuze die verkeerd uitviel. Maar wij mogen goede keuzes maken. Laat me het uitleggen (ik heb het volgende van een rabbijn geleerd).
Besnijdenis van het hart is niet fysiek. God besnijdt ons hart. Een besneden hart betekent dat je de juiste dingen instinctief gaat doen. Als iemand het verkeerde wil doen, dan is er een voorhuid op je hart. Daarom moet je je hart besnijden, om dat stuk voorhuid te verwijderen.
Er zijn 3 lichaamsdelen die hier bij komen kijken:
- Moach à je brein, je hoofd, je sechel. Dit is hoe je beslissingen maakt in je leven. Met dit orgaan kies je om het correcte/juiste te doen.
- Lev à Je hart is de plaats van beslissing, en wordt in het joodse denken ook wel ruach genoemd. Hier maak je de beslissing om iets daadwerkelijk wel of niet te gaan doen.
- Kaved à De derde plaats in je lichaam waar naar verwezen wordt, is de kaved, de lever. Dit orgaan is de bron van het bloed, (Hebr: dam). Dit is op zijn beurt verbonden met nefesh, je ziel. Het bloed is waar je nefesh is, zie Lev. 17:11. Het houdt je in leven. Je bloed geeft leven aan je lichaam.
Er zijn dus 3 aspecten. Je brein maakt beslissingen, je weet intelligent gezien wat je moet doen, je hart (lev) maakt de daadwerkelijke beslissing en je kaved, je dam, dat geeft je de fysieke drive, aandrang om het te gaan doen.
Als je dit bij langs gaat, van boven naar onder, dan ga je van moach naar lev, naar keved. Dat is mem, lamed en chaf à melech. Dan ben je een koning. Je verstand maakt beslissingen, dit gaat naar het hart en dat naar je lever. Je heerst over je lichaam en je lichaam niet over jou. Dat staat ook zo mooi beschreven in Rom. 6:12: ‘’Laat de zonde dan niet in uw sterfelijk lichaam regeren om aan de begeerten daarvan te gehoorzamen.’’
Als je beslissingen maakt o.b.v. je lichaam, dan is het de omgekeerde volgorde, namelijk chaf, lamed, mem à kalem à schaamte. Als je niet het goede doet, dan leidt dat uiteindelijk tot schaamte. Je bent dan geen heerser over jouw lichaam, maar je wordt als het ware nog beheerst. Je bent dan niet werkelijk in de vrijheid waartoe we geroepen zijn.
De voorhuid van je hart is een blokkade die onderscheid maakt tussen je moach en je hart. Een scheiding, een verstopte tzinor. Je moach zegt ‘’dit is goed’’ en je hart zegt ‘’laten we dit doen’’. Maar bij een onbesneden hart zit daar dus een blokkade tussen. Die wordt weggehaald bij het besneden zijn van hart, waardoor je instinctief het goede gaat doen. Onder leiding van de Ruach haKodesh, de Heilige Geest. Het staat zo mooi beschreven in Rom. 12:1-2: ‘’Ik roep u er dan toe op, broeders, door de ontfermingen van God, om uw lichamen aan God te wijden als een levend offer, heilig en voor God welbehaaglijk: dat is uw redelijke godsdienst. En word niet aan deze wereld gelijkvormig, maar word veranderd door de vernieuwing van uw gezindheid (gedachtepatronen) om te kunnen onderscheiden wat de goede, welbehaaglijke en volmaakte wil van God is.’’
Een rabbijn heeft eens gezegd ‘’Het hele doel van Thora en mitswot is om een persoon tot een staat van heiligheid te brengen, zodat hij of zij een waardig vat kan zijn voor de Goddelijke Aanwezigheid.[2]’’
En met deze woorden wil ik afsluiten. Mijn wens en verlangen is dat wij allen mogen worden tot een waardig vat voor Gods aanwezigheid. Een geestelijke tempel waarin Hij kan wonen, zodat we met elkaar een reine bruid mogen zijn voor Yeshua de Messias (2 Kor. 11:2), dat Hij ons mag vinden zonder smet en rimpel, het verbond bewarende! Zoals het zo mooi verwoord is in Ef. 5:27: Dat Yeshua de gemeente in heerlijkheid voor Zich zou plaatsen, een gemeente zonder smet of rimpel of iets dergelijks, maar dat zij heilig en smetteloos zou zijn.
Kampen, 13-6-23, RR vd Weerd
[1] En ook 2 Kor. 4:7