De lezingen van deze week:

Torah: (Numeri 30:2-35:8)

Profeten: (Ezechiël 17-23)

Geschriften: (Nehemia 12,13; 1 Kronieken 1-4)

Brit Chadasja: (Efeze 5,6; Filippenzen 1-4)

 

De lezingen van de sabbat:

Torah: Numeri  35:9-36:13; 28:9-15

Haftarah: Jesaja 66:1-24

Brit Chadasja: Jakobus 4:1-12

 

Deze week lazen we een dubbele Parasja: De parasja Matot (Numeri 30:2-32:42) en parasja Masée (Numeri 33:1-36:13). Vandaag zijn er ook 2 bijzonderheden, 1 uit het heden en 1 uit het verleden. Wie weet welke 2?

 

  • Nieuwe maan: 1e Av
  • De 1e Av is de dag dat Aaron stierf: Toen beklom de priester Aäron de berg Hor, op bevel van de HEERE , en hij stierf daar, in het veertigste jaar nadat de Israëlieten uit het land Egypte vertrokken waren, in de vijfde maand, op de eerste van de maand. (Num 33:38)

 

Nieuwe maan:

In de Joodse kalender wordt de nieuwe maan gekoppeld aan het begin van de nieuwe maand. Wat betekent deze dag voor ons?

Het vieren van de Nieuwe maan is een Goddelijk gebod volgens Psalm 81:4 en 5: Blaas op de bazuin bij nieuwemaan, bij vollemaan, op onze feestdag.  Want dit is een verordening in Israël, een bepaling van de God van Jakob. Naast de nieuwe maan, moet er dus ook op de feestdagen bij volle maan op de Bazuin geblazen worden. Zowel Pesach (14 tot 15 Nisan) en Loofhuttenfeest (vanaf 14 Tisjri) vallen op volle maan.

We lezen over het gebod de nieuwe maan te vieren in Numeri 10:10: En op de dag van uw blijdschap, op uw feestdagen en aan het begin van uw maanden, moet u ook op de trompetten blazen, bij uw brandoffers en bij uw dankoffers. En in Numeri 28:11: Ook aan het begin van elke maand moet u de HEERE een brandoffer aanbieden: twee jonge stieren – de jongen van een rund – één ram en zeven lammeren van een jaar oud, zonder enig gebrek.

Het begin van een nieuwe maand staat centraal in de Joodse kalender, want alle feestdagen zijn gemarkeerd door hun maand. Elke maand is ofwel 29 dagen (bekend als Chaser, of ontbreken, in het Hebreeuws) of 30 dagen (Malei, of vol). Het begin van de maand heet Rosh Chodesh (ראש ראש / Hoofd van de maand). In bijbelse tijden en vandaag de dag, wordt Rosh Chodesh zelf beschouwd als een klein feest, ongeveer hetzelfde als de tussenliggende dagen van Pascha.

In het Boek Samuël zien we dat de nieuwe maan met een feest werd geëerd:  David zei tegen Jonathan: Zie, morgen is het nieuwemaan; dan moet ik beslist met de koning aan tafel zitten om te eten. Laat mij dus gaan, dan verberg ik mij in het veld tot aan de avond van de derde dag.'.. David verborg zich in het veld. Toen het nieuwemaan was, zat de koning aan de maaltijd om te eten. (1 Samuël 20:5,24)

 

Ook in de tijd van Paulus was men gewend de Nieuwe maan te vieren. Zo lezen we in Kolossenzen 2:16: Laat dus niemand u veroordelen inzake eten of drinken, of op het punt van een feestdag, een nieuwe maan of de sabbatten.

 

Tegenwoordig gaan kort na Rosh Chodesh Joodse mensen elke maand naar buiten in een groep om het kiddush levana gebed (letterlijk: heiliging van de maan) te bidden, waarin we God loven. Ik las hierover een citaat van wat door de Chabad hierover wordt gezegd:

"En Hij gaf de maan de opdracht zichzelf te vernieuwen als een kroon van heerlijkheid voor [het Joodse volk], dat eveneens voorbestemd is om vernieuwd te worden zoals zij..." .

Rosh Chodesh wordt dus gezien als een soort tweede kans. Het is een maandelijkse herinnering: net zoals de maan vernieuwd wordt van bijna volledig uitsterven, "geen jota licht uitstralend", zo zijn wij ook "voorbestemd om vernieuwd te worden".

En een ander citaat: “In het jodendom wordt deze vernieuwing gezien als een nationale wedergeboorte wanneer de Messias terugkomt, die door de hele wereld gedeeld zal worden.”

Net zoals de maan elke maand weer afneemt, lijkt het Joodse volk na de dagen van Salomo af te nemen. Niettemin zal Israël weer in volle helderheid komen, en de hele wereld zal worden beïnvloed.

 

In het gedeelte van de Haftarah van vandaag lazen we dat de volken bij de nieuwe maan naar Jeruzalem zullen komen om voor de Heer te aanbidden wanneer de Messias terugkomt: En het zal geschieden dat van nieuwe maan tot nieuwe maan en van sabbat tot sabbat alle vlees zal komen om zich neer te buigen voor Mijn aangezicht, zegt de HEERE. (Jesaja 66:23) Dit laat zien dat God zijn vaste tijden niet verlaten heeft en niet verlaten zal.

 

De wedergeboorte van de maan bij Rosh Chodesh herinnert ons aan de geboorte van ons eigen leven. Het herinnert ons er in wezen aan om God als een kind in eenvoud te benaderen, op zoek naar een één-op-één verbinding met Hem. Om dit te bereiken moet een mens zich tot God verhouden zonder zijn eigen persoonlijke kwalificaties in de zin van wat de wijzen mesirat nefesj noemen - zelfvernietiging of zelfopoffering in Gods dienst. Kinderen, met hun eenvoudige kijk op het leven, hoeven hun bestaan niet te ontkennen om zich met God te verbinden.

Rabbi Yossi Braun, die voor de website van Chabad schrijft, vergelijkt de nieuwe maand ook met de geboorte van een kind dat altijd een regen van mazel tovs (felicitaties) en goede gevoelens oproept.

Hoewel baby's niet kunnen bepalen of ze veel te bieden zullen hebben als ze volgroeid zijn, verheugt een ieder van ons zich over de geboorte van een kind, omdat we zo blij zijn dat God ons een nieuw leven heeft gegeven. "De reden dat we zoveel van kinderen houden is vanwege hun onschuld, eenvoud en zuiverheid. In werkelijkheid waarderen we ze niet voor hun deugden, voor wat ze hebben, maar voor wat ze missen," schrijft Braun. Deze stap van het overgaan in de schepping is een grotere prestatie dan welke volgende transitie dan ook, zegt Braun. Alle toekomstige prestaties zijn gebaseerd op dit ene ding: het feit zelf dat het kind bestaat.

De wedergeboorte van de maan elke maand kan voor ons dan ook een herinnering zijn aan deze wedergeboorte, aan deze verlossing van zonde en dood. De maanstanden herinneren ons eraan dat niemand volmaakt is en dat we, hoewel we kunnen vallen, nooit in Gods ogen verminderd zullen worden.

"Want al valt een rechtvaardige zevenmaal, hij staat weer op, maar goddelozen struikelen in onheil." Lezen we in Spreuken 24:16. De rechtvaardigen vallen, maar zij staan weer op. Net zoals de maan op en neer gaat, worden we herinnerd aan de hoogte- en dieptepunten in ieders leven. En net zoals de maan elke maand terugkomt, mogen we nooit opgeven. Op dezelfde manier, zoals het uitsterven van de maan zijn uitsterven suggereert, herinnert het ons eraan dat op de donkerste momenten, wanneer de goddelijke Aanwezigheid onze wereld lijkt te hebben verlaten, het eigenlijk alleen maar verborgen is voor ons gezicht.

Hoewel de rabbijnen het komende Messiaanse tijdperk vergelijken met de volle maan, wordt de hoop op verlossing en Zijn komst vergeleken met de nieuwe maan. De heropstanding ervan wordt vergeleken met het koninkrijk van David. "Hoewel het veel van zijn vroegere glans verloren mag hebben, zal het in zijn glorie in messiaanse tijden worden hersteld," verklaart de website van Chabad.

Eens heb Ik gezworen bij Mijn heiligheid: Nooit zal Ik tegen David liegen! Zijn nageslacht zal voor eeuwig blijven, zijn troon zal vóór Mij zijn, vast als de zon. Hij zal voor eeuwig standhouden, zoals de maan; de getuige hoog aan de hemel is trouw.  (Psalm 89:35-37)

Terwijl de viering van de nieuwe maan ons herinnert aan Zijn komst, herinnert het ons ook om ons bewustzijn van Zijn Aanwezigheid in ons leven te vernieuwen, en om voort te gaan in de groei en verandering die Hij voor ons heeft, en alles te worden wat Hij ons geschapen heeft om te zijn.

 

Parasja Masée

Met deze Parasja zijn we aan het einde gekomen van het boek Numeri. Dit boek heet in het Ivriet / Hebreeuws: bemidbar (in de woestijn). Aan het begin van dit boek zagen we dat Bemidbar ons niet allen vertelt over de reis van Israël door de woestijn. Dit boek vertelt ons ook over onze tocht door de woestijn,  de geestelijke strijd in ons leven en staat ook de eindtijd centraal.

 

In Numeri 33 lezen we over de kampen en vertrekplaatsen van Israël in de woestijn. Het gaat hier niet enkel om geografische plaatsen. Deze plaatsen hebben ook een geestelijke betekenis. Ook wij kunnen gevangen zitten in één van de geestelijke plaatsen vastzitten.

In de eerste twee verzen wordt 3x vermeld dat de mas’iem van de Israëlieten beschreven worden naar hun mots’iem. De herhaling betekent dat hier iets belangrijks verteld wordt. Mas’iem betekent: vertrekpunten, dagelijkse marsen of opbreken van het kamp. Mots’iem betekent uittocht, plaats van vertrek of exodus. Dit heeft alles te maken met de uittocht in slagorde uit Egypte, uit de slavernij. Vers 3 herinnert ons er aan dat het God was die de Israëlieten deed uittrekken.

 

De uittocht gaat door. In feite is er in de woestijnreis steeds een nieuwe uittocht. In vers 4 staat dat God een oordeel voltrok aan de goden van Egypte. We weten dat de 10 plagen elk een Egyptische god raakten. Kennelijk moeten er in de woestijn nog meer goden worden overwonnen. De woestijn staat in de Bijbel bekend als plaats waar demonen en kwade machten verblijven. Daar regeert de tegenstander. Yeshua werd naar de woestijn geleid om door de duivel op de proef gesteld te worden. In Openbaringen 12 lezen we over de volgelingen van Yeshua die in de woestijn door de draak worden achtervolgd. De fysieke reis van Israel door de woestijn is dus tegelijk een geestelijke tocht langs de gebieden van de duisternis. God laat als het ware zijn volk elk stuk ziel zijn dat gebonden is en zal hen van al deze plaatse bevrijden.

 

Dit brengt ons bij een geestelijk principe dat voor ieder van ons geldt. De tegenstander probeert stukjes van onze ziel te binden. Zo heeft hij invloed op ons leven en vult hij ons met angst, ziekte, vloeken, boosheid enzovoort. God wil onze ziel helemaal voor Zich winnen en ons van alle geestelijke banden bevrijden.

 

We zien 5 delen van 9 vertrekplaatsen in Numeri 33. Deze hebben elk hun eigen thema. het eerste deel gaat over de zonnegod. Het tweede over de god van de maan. Het derde  gaat uit van de kleur wit. Het vierde deel gaat uit van de kleur rood en de vijfde van de schaduw van de dood. Eerst lezen we over de eerste vier delen, dan over de dood van Aäron en daarna over het vijfde deel.

 

Ik heb alle secties in een overzicht gezet (zie bijlage)

 

Als we de namen van alle plaatsen lezen, valt op dat  het eerste deel parallel loopt met het vierde deel en dat het tweede deel parallel loopt met het derde deel. De eerste twee delen, lijken geestelijke plaatsen aan te duiden. Vervolgens zien we in deel 3 en 4 hoe dit er in onze fysieke omgeving eruit ziet. In deel  1 en 2, komt op plaats 1,5 en 9 een god voor. Het begin, midden en einde. Dat duidt er op dat deze delen bepaald worden door de afgoden. In deel 3 en 4 lezen we niet meer over goden.

 

De eerste plaatsen van deel  1 en 4 brengen ons bij het thema macht: Rode kleding was koninklijke kleding. Deze koninklijke macht is verbonden aan de zoon van de god Ra. Macht maakt veel mensen wreed en slecht. Vervolgens komen we bij de gebondenheid. Diverse problemen kunnen ons gebonden houden. Zijn we gebonden, dan zitten we als het ware in de tenten van de goddeloosheid. Als we daar langer blijven, worden die tenten als een fort. Vaak zien we dan ook dat problemen van ouders op hun zonen, op hun kinderen over gaan. De vierde en vijfde regel van deel  1 en 4 lijken positief. Je bezit een berg van fortuin en het gaat je goed. Hoe makkelijk neemt juist in het fortuin de god Baäl ons te pakken. Hij is de god van de vruchtbaarheid die ons voorspoed en zegen beloofd. Dit fortuin, deze voorspoed kan voor ons zo belangrijk worden dat het onze eigen god wordt en dat we onze vrijheid er voor opgeven. We zijn er steeds meer op gefocust dat we onze voorspoed behouden en zoeken daar onze zekerheid in.

We kunnen ook geregeerd worden door onverklaarbare boosheid – zie de zesde plaats in beide delen. We maken ons sterkt, groot tegenover de ander en sluiten ons als het ware op in onze geestelijke toren. De volgende regel toont ons de plaats van bitterheid en rebellie. Jonge mensen eren de ouderdom niet meer en de vrijheid van de jeugd wordt steeds belangrijker.  Er is steeds minder gezag en de ouderdom blijft in bitterheid achter.

Vervolgens komt het volk aan bij Elim. Een paradijs in de woestijn, maar ook het geestelijke portaal tot heidense tuinheiligdommen. Symbool voor het zoeken naar spiritualiteit. Elim staat in verbinding met Kadesh, wat is afgeleid van kadosh (heilig). Tegelijk heet deze plaats ook Zin: een doorn of vishaak waar je aan vast blijft zitten. Zoek je het in de spiritualiteit, dan kom je er moeilijk meer los van.

Tot slot komt het volk aan bij de Kanaänitische god Yam. Dit was de god van het dodenrijk, van chaos en natuurrampen. Yam symboliseert de dood die we moeten sterven. Ook Aäron moest sterven voor hij het beloofde land binnen kon gaan. De dood kan zelfs mensen in het leven al angst in boezemen. Tegelijk heeft Yeshua de dood overwonnen. Voor wie in Hem geloven, is de dood de doorgang naar het leven.

 

Op een zelfde wijze kunnen we ook deel 2 en 3 doorlopen. Omwille van de tijd laat ik dit nu liggen.

 

Voordat we aankomen bij het vijfde deel van de 45 plaatsen, lezen we over de dood van Aäron.  In het 38e vers van hoofdstuk 33 lezen we: Toen beklom de priester Aäron de berg Hor, op bevel van de HEERE, en hij stierf daar, in het veertigste jaar nadat de Israëlieten uit het land Egypte vertrokken waren, in de vijfde maand, op de eerste van de maand. In hoofdstuk 35: 28 lezen we nog iets belangrijks naar aanleiding van zijn dood: Want hij die een doodslag begaan heeft, had in zijn vrijstad moeten blijven tot de dood van de hogepriester; pas na de dood van de hogepriester mag hij terugkeren naar het land dat hij bezit.

Volgens de Thora is een persoon die schuldig is aan onopzettelijke doodslag veilig van de bloedwreker zolang hij in een vrijstad blijft. Met de dood van de hogepriester verviel het recht van de bloedwreker om wraak te nemen. Zij die naar de vrijsteden gevlucht zijn, kunnen dan weer veilig naar huis terug keren, zonder angst te hoeven hebben dat het bloed alsnog op hen gewroken wordt.

De Thora zelf geeft geen uitleg waarom het recht van de bloedwreker vervalt bij de dood van de hogepriester. Het lijkt er op dat de dood van de hogepriester wordt gezien als een soort boetedoening. Alsof zijn dood in de plaats komt van de dood van de schuldige. De opgesloten man mag vrij vertrekken uit de vrijstad. Zijn bloedschuld is voldaan. Hij hoeft niet meer te vrezen voor vergelding.

Zo kunnen wij ook de lijn doortrekken naar Yeshua. De dood van onze Hemelse Hogepriester wist onze schuld en zonde uit. Zijn dood zet ons vrij en verlost ons van de claim van de tegenstander op ons leven.

 

Na de dood van Aäron lezen we over de laatste 9 plaatsen. Dit vijfde deel van plaatsen lijkt niet alleen verbonden met de machten die het volk en wij allen in ons leven moeten overwinnen. Het lijkt, meer dan de andere delen, ook verbonden met de eindtijd. In Openbaring 12 lezen wij dat Satan een groot offensief tegen God en zijn volk voert, als hij uit de hemel is geworpen.

 

De eerste plaats – Zalmona – betekent: schaduw van de tijd / schaduw van het lot. Zalmunah was een Midianitische koning. Van hem werd gezegd dat hij een god was. Deze koning wierp door Midian een schaduw over het volk van Israel, voordat zij het beloofde land binnentrokken.

 

Punon betekent vruchtbare vrouw en wijst ons op de vele seksuele verleidingen in de wereld. Bileam verleidde de Israëlieten door de dochters van de Midianieten om de afgoden te gaan dienen. Met alle verleidingen die op ons afkomen, probeert de tegenstander ons zowel in onze fysieke omgeving als in geestelijke zin te verleiden tot overspel en ons daarin gevangen te nemen.

 

Oboth betekent “profeterende geesten van de doden”. We krijgen zicht op waar Bileam zich normaal besproken mee bezig hield. Bileam werd gevraagd een vloek over Israël uit te spreken met hulp van de geesten van doden. In het laatste der dagen zal waarzeggerij en het oproepen van geesten toenemen.

 

Abarim betekent overzijden. Het heeft te maken met het oversteken naar de andere kant. Het heeft ook te maken met het overtreden van geboden en de weg te verlaten die God je gegeven heeft. Je heil zoeken bij andere goden.

 

Dibon-Gad betekent “hindernis van vlechtwerk” of “wegkwijnen van het fortuinlijke lot”. Gad is de god van het fortuinlijke lot. We zien mensen die door hun angst om hun bezit te verliezen of hun hang naar “meer, meer meer” hun vrijheid kwijtraken. Ze raken verstrikt in hun hang naar bezit en raken hun vrijheid kwijt.

 

Almon Diblatim betekent smalle wegwijzer. Er lijken steeds meer richtingaanwijzers te komen. We kunnen steeds meer kanten op. Tegelijk probeert men de wegwijzers naar God steeds meer te verwijderen en is er steeds meer tegenstand als je de weg wijst naar een leven zoals Hij het bedoeld heeft.

 

Nebo verwijst naar de Babylonische god Nabu; de god van het schrift, de wijsheid en het gewas. Van Nebo werd gezegd dat hij het lot van mensen op kleitabletten schreef en bepaalde of hun leven verkort of verlengd werd. Mensen kunnen de goden zoeken, zich vastzetten in een religie of spiritualiteit, met als doel hun leven te verlengen, welvarend te worden of wijsheid en inzicht te krijgen. Teneinde verheft de mens zichzelf als een god en probeert hij zich in de plaats van de Eeuwige God te stellen.

 

Beth Jesimoth betekent huis van verwoesting. Abel Sittim betekent “het rouwen van de acacia”. Beide namen gaan over vernietiging. De eindstrijd loopt uit op verwoesting en rouw. De machten van de wereld, de machten van de tegenstander laten zien waar ze op uit zijn: Vernietigen en doden.

 

De tegenstander probeert met al zijn machten Gods volk tegen te houden. Tegelijk zien we dat het volk elke keer weer uittrekt. Kamp voor kamp wordt achtergelaten. God laat zijn volk niet tegen houden en brengt het in het beloofde land. Zo mogen wij ook hopen en bouwen op God. Yeshua heeft de dood overwonnen. Door zijn lijden en sterven heeft hij alle machten en overheden ontwapend en over hen getriomfeerd.

 

Laten wij de overwinning van Yeshua blijven uitroepen. Blijf zoeken en bidden dat Yeshua ons bevrijd van alle duistere banden in ons leven, dat hij ons bevrijd van elke macht die een stuk van onze ziel gevangen houdt. Blijf strijden – niet in eigen kracht maar door de Ruach haKodesh – de Heilige Geest – opdat Zijn wil zal worden gedaan, in hemel en op aarde. Kom, ga mee, trek op! God voert zijn plannen uit. Hij brengt zijn volk, ja Hij brengt ook ons in het beloofde land!

 

Amen.

 

Bronnen:

  • The New Moon and the Coming of the Messiah | Messianic Bible
  • Torah Club – Shadows of the Messiah, Volume 2.
  • In Geest en Waarheid (Jan Willem van den Bosch)