Ki Tisa – als je neemt.
Sabbat Para “sjabbat van de rode koe”.
Torah: (Exodus 30:11-34:35 )
De lezingen van de sabbat:
Torah: Exodus 34:10-35, Numeri 19:1-22
Haftarah: Ezechiël 36:16-38
Brit Chadasja: Hebreeën 9:11-15
Hoe vonden jullie het om deze parasja te lezen? Was het niet heerlijk om na al die instructies weer eens een geschiedenisverhaal te lezen? En nog een spannend verhaal ook! Er gebeurt heel wat tussen God, het volk Israël en Mozes. Toch wil ik deze keer stil staan bij wat er aan dit verhaal vooraf gaat. Ook deze parasja begint met een aantal instructies waaruit voor ons veel te leren valt.
Ik wil beginnen met het lezen van Exodus 30:11-16:
11 Verder sprak de HEERE tot Mozes: 12. Wanneer u het aantal Israëlieten opneemt, volgens hun tellingen, dan moet ieder bij hun telling aan de HEERE een losgeld geven voor zijn leven, opdat er bij hun telling geen plaag over hen komt.
-
Dit moeten allen die bij de getelden gaan behoren, geven: een halve sikkel, gerekend volgens de sikkel van het heiligdom (de sikkel is twintig gera waard), een halve sikkel als een hefoffer voor de HEERE. 14. Al wie bij de getelden gaat behoren, van twintig jaar oud en daarboven, moet het hefoffer voor de HEERE geven. 15. De rijke mag niet meer en de arme niet minder geven dan een halve sikkel, als u het hefoffer voor de HEERE geeft om voor uw leven verzoening te doen. 16. U moet het geld ter verzoening van de Israëlieten nemen en het bestemmen voor de dienst van de tent van ontmoeting. Het moet een herinnering voor de Israëlieten zijn voor het aangezicht van de HEERE, om voor uw leven verzoening te doen.
We lezen deze sabbat een extra deel uit de Thora, over de reiniging met de as van de rode koe / rode vaars. Dit gedeelte wordt jaarlijks gelezen op de laatste sabbat voor de maand Nisan ter voorbereiding op Pesach. Numeri 19:1-22 beschrijft de rode vaars in de tabernakel als onderdeel van de manier waarop de hogepriester en het volk zich zuiverden, zodat ze klaar (zuiver) zouden zijn voor het Pesach offer.
De parasja van deze week begint met de wetgeving over de Terumah. Dit is het geven van geld of materialen als offer aan de Eeuwige.
3 vormen:
-
Vrijwillige bijdrage van materialen voor de bouw van de tempel.
-
De heffing van de halve sjekel per persson voor de voetstukken van de pilaren van de tabernakel.
-
De heffing van de halve sjekel per persoon voor de dienst van de tabernakel.
Over de eerste twee vormen lazen we twee weken geleden in de parasja Terumah. We kunnen in deze vormen ook een geestelijke betekenis zien. Ik ga daar nu niet diep op in, maar kort gezegd zou je de lijn kunnen trekken van de gaven van materialen naar de Geestesgaven die de Heilige Geest aan de gemeente geeft. Van de heffing voor de voetstukken van de pilaren kun je de lijn trekken naar het enige en onveranderlijke fundament van de geestelijke tempel: Het verzoenend offer van Jesjoea ha Mashiach.
De terumah waar we deze week over lezen, is bestemd voor de dienst in de tabernakel, voor de openbare offers. Zowel bij de tweede terumah als de derde is de heffing een halve shekel. In beide gevallen ging er een volkstelling aan vooraf. De heffing gold als verzoening voor degenen die geteld waren. Hiermee zien we in beide heffingen een verwijzing naar het offer van Jesjoea. Hij bracht de verzoening waardoor wij bij Gods volk gerekend kunnen worden.
De waarde van een sjekel was 20 gera. Dat getal is gelijk aan de 20 jaar, de leeftijd waarboven men mee geteld was. Men betaalde een halve sjekel voor de voetstukken van de pilaren en een halve sjekel voor de offerdienst. Je zou verwachten dat er een hele shekel, naar het getal 20, betaald zou moeten worden. Waarom de halve sjekel? Als je beide heffingen samen neemt, kom je uit op een hele sjekel. De heffing van de voetstukken vond maar één keer plaats, de heffing voor de offerdienst elk jaar opnieuw. Zo lezen we in Nehemia 10:32-33:
32 Wij leggen onszelf de geboden op dat wij een derde sikkel per jaar (10 – 13 gram) zullen geven voor de dienst van het huis van onze God; 33. voor het uitgestalde brood en het voortdurende graanoffer, voor het voortdurende brandoffer, de sabbatten, de nieuwe maanden, voor de feestdagen, voor de geheiligde gaven, voor de zondoffers om verzoening te doen voor Israël, en voor heel de dienst van het huis van onze God.
We kunnen in beide hefoffers samen een geestelijke lijn zien: Het offer van Jesjoea was éénmalig. Op grond van het offer van Jesjoea zijn we in het Heiligdom van God gevoegd. Tegelijk blijven wij zonden doen en hebben we steeds opnieuw verzoening nodig.
We lezen in Hebreeën 9:11 en 12 dat Jesjoea maar één keer hoefde te sterven om eeuwige verlossing te brengen:
11 Maar toen is de Messias verschenen, de Hogepriester van de toekomstige heilsgoederen. Hij is door de meerdere en meer volmaakte tabernakel gegaan, die niet met handen is gemaakt, dat is: die niet van deze schepping is. 12. Hij is niet door bloed van bokken en kalveren, maar door Zijn eigen bloed eens en voor altijd binnengegaan in het heiligdom en heeft daardoor een eeuwige verlossing teweeggebracht.
Dit was anders dan de offers die steeds weer gebracht moesten worden. Echter, dat kunnen we ook zeggen van de Maaltijd des Heeren. Jaarlijks, of elke keer als wij deze maaltijd vieren, worden we herinnerd aan het offer van Jesjoea. Ook bidden we – als het goed is – nog regelmatig om de vergeving van onze zonden.
Het feit dat er nu geen offers gebracht kunnen worden in de tempel, betekent ook niet dat er geen offers meer gebracht hoeven worden. Het offer van Jesjoea was inderdaad eenmalig en bracht ons de verzoening met God die de dierenoffers ons niet konden brengen. In de tempel zou nog altijd een voortgaand offer kunnen zijn dat ons herinnert aan het offer van Jesjoea. Ook de beschrijving van de nieuwe tempel en de offerdienst in Ezechiël 40 – 46 wijzen er op dat er in het Vrederijk opnieuw een offerdienst zal zijn.
Ik wil hier nog twee belangrijke zaken bij opmerken:
-
In de Tempel werd niet alleen voor verzoening geofferd. We kennen ook de offers voor de eerstelingen, de dankoffers, de gelofteoffers, de lofzang en de gebeden etc.
-
Al heeft een tekst een geestelijke betekenis, dan blijft de letterlijke betekenis staan. De geestelijke betekenis kan de letterlijke betekenis ook nooit tegenspreken. Zo zegt Rashbam, de kleinzoon van Rashi:
“Intelligente mensen moeten niet vergeten dat onze Wijzen ons leerden dat, ondanks alle verschillende manieren van Bijbelexegese van de geschreven Thora, geen enkel vers zodanig mag worden uitgelegd dat het in strijd is met de letterlijke betekenis van de tekst.”
Een andere belangrijke les die we hieruit kunnen leren is deze: Voor God zijn we allemaal gelijk. We zijn allemaal een halve shekel waard. De prijs van onze verlossing en verzoening is hetzelfde voor ieder van ons. Of je arm of rijk bent, gestudeerd hebt of geen opleiding hebt afgemaakt, of je Jood bent of geen Jood: De prijs van iedereen is hetzelfde: Hetzelfde bloed, hetzelfde lijden, dezelfde dood en opstanding van de Messias. Wanneer Hij terug keert zal hij de Messias en redder zijn van allen, zowel Joden als niet-Joden.
Na de volkstelling die God gebood en de instructies voor het hefoffer en het koperen wasvat, lezen we over de voorbereiding van de zalfolie, waarmee de meubels van de Tabernakel gereinigd zouden worden.
Dat was geen eenvoudige klus! God is heel specifiek in het recept van de olie:
- 500 sikkel vloeibare mirre
- 250 sikkel geurige kaneel
- 250 sikkel geurige kalmoes,
- 500 sikkel kassia,
- een hin olijfolie (vermoedelijk ongeveer 6 liter)
En dat bij elkaar halen in de woestijn! Het zal niet makkelijk geweest zijn.
Wat kunnen wij van deze gedetailleerde lijst leren? Dat de Eeuwige precies weet wat Hij wil in Zijn plaats van aanbidding en in de aanbidding zelf. Dit is iets waar we rekening mee moeten houden als we God aanbidden. We kunnen niet zomaar doen wat we zelf willen. Het is ook niet makkelijk Hem te aanbidden in ons leven. Het vraagt inspanning.
Nergens staat dat de Eeuwige zijn Tabernakel of Tempel opende voor de mensen om te doen wat zij willen, op de manier die zij willen en op het tijdstip dat zij willen. Het vernieuwde testament, haBrit Chadasja, verandert hierin niet! Ook hier lezen we specifieke instructies over hoe we God moeten aanbidden en waarmee we Hem moeten aanbidden.
Zo lezen we bijvoorbeeld in 1 Korinthe 14:26-33:
26 Hoe is het dan, broeders? Telkens wanneer u samenkomt, heeft iedereen een psalm, of hij heeft een onderwijzing, of hij heeft een andere taal, of hij heeft een openbaring, of hij heeft een uitleg. Laat alles gebeuren tot opbouw. 27. En als iemand in een andere taal spreekt, laat het dan door twee of hoogstens drie mensen gedaan worden, ieder op zijn beurt, en laat één het uitleggen. 28. Maar als er geen uitlegger is, laat hij dan in de gemeente zwijgen, maar laat hij tot zichzelf spreken en tot God. 29. En laten twee of drie profeten spreken, en laten de anderen het beoordelen. 30. En als aan een ander die daar zit, iets geopenbaard wordt, laat dan de eerste zwijgen. 31. Want u kunt allen, de één na de ander, profeteren, opdat allen leren en allen bemoedigd worden. 32. En de geesten van de profeten zijn aan de profeten zelf onderworpen. 33. Want God is geen God van wanorde, maar van vrede, zoals in alle gemeenten van de heiligen.
Daarom is het ook zo belangrijk om steeds weer opnieuw Gods Woord te lezen, er naar te luisteren en het te bestuderen. Alleen zo leren we steeds meer te leven en God te aanbidden naar hoe Hij het bedoeld heeft.
Meteen na al deze gedetailleerde instructies gaat Mozes de berg op. Hij verblijft daar 40 dagen. God vraagt geduld ….. en dat hebben de Israëlieten niet. Ze gaan naar Aaron en zeggen hem:
Sta op, maak voor ons goden die vóór ons uit gaan, want die Mozes, de man die ons uit het land Egypte geleid heeft – wij weten niet wat er met hem gebeurd is. (Exodus 32: 1b)
Let op: Ze vragen Aäron niet om een god te maken, nee hij moet goden maken, die hen door de woestijn moeten leiden. Joseph Shulam, voorganger bij Netivyah, schreef hier eens over:
“Wanneer mensen afwijken van het Woord van God en motieven en verlangens beginnen te krijgen die in strijd zijn met Gods Woord en duidelijke instructies, zijn er geen grenzen meer. Afgoderij sluipt er niet zomaar in. Afgoderij komt binnen als een kudde wilde buffels die door de vlakten van het Midwesten raast, en alles wat hen in de weg staat, wordt onder hun voeten verpletterd.
De toewijding aan het herstel van de nieuwtestamentische kerk is geen toewijding om goden te vragen die ons in staat zullen stellen om te doen wat we willen, hoe we willen dat het gedaan wordt en wanneer we willen dat het gedaan wordt. De toewijding aan de restauratie van de kerk is een toewijding om te doen wat de vroege kerk in de eerste eeuw deed, en hun geloof en toewijding na te bootsen om hun succes en groei na te bootsen.”
Het is niet makkelijk om achter de God van Israël en achter Jesjoea de Messias te staan. Het kost moed, moeite en inspanning. Het kan ook tegenstand opleveren. Ook als je kerkelijke gewoonten loslaat en bijvoorbeeld de sabbat gaat vieren.
Ook deze week lazen we weer over het belang van de Sabbat. We lezen het eerst over de sabbat in Genesis 2:3:
En God zegende de zevende dag en heiligde die, want daarop rustte Hij van al Zijn werk, dat God schiep door het te maken.
De sabbat heeft hier twee dimensies:
-
De bevestiging dat God de aarde in zes dagen maakte en op de zevende dag rustte van al zijn werk.
-
Een dag die apart wordt gezet om rust te nemen.
In Exodus 20:8-10, bij het geven van de 10 geboden, werd een nieuw aspect aan de sabbat toegevoegd. We lezen daar:
8 Gedenk de sabbatdag, dat u die heiligt. 9. Zes dagen zult u arbeiden en al uw werk doen, 10. maar de zevende dag is de sabbat van de HEERE, uw God. Dan zult u geen enkel werk doen, u, noch uw zoon, noch uw dochter, noch uw dienaar, noch uw dienares, noch uw vee, noch uw vreemdeling die binnen uw poorten is.
De sabbat krijgt hier een derde dimensie:
-
Plechtige rust en heiligheid voor de Eeuwige
In de lezing van deze week krijgt de sabbat er een vierde en laatste aspect bij:
12 Verder zei de HEERE tegen Mozes: 13. U dan, spreek tot de Israëlieten en zeg: U moet zeker Mijn sabbatten in acht nemen, want dat is een teken tussen Mij en u, al uw generaties door, zodat men weet dat Ik de HEERE ben, Die u heiligt. 14. Ja, u moet de sabbat in acht nemen, want die is voor u heilig. Wie hem ontheiligt, moet zeker gedood worden, ja, ieder die op die dag werk verricht, die persoon moet uitgeroeid worden uit het midden van zijn volksgenoten. 15. Zes dagen zal er werk verricht worden, maar op de zevende dag is het sabbat, een dag van volledige rust, heilig voor de HEERE. Ieder die op de sabbatdag werk verricht, moet zeker gedood worden. 16. Laat de Israëlieten dan de sabbat in acht nemen, door de sabbat te houden, al hun generaties door, als een eeuwig verbond. 17. Hij zal tussen Mij en de Israëlieten voor eeuwig een teken zijn, want de HEERE heeft in zes dagen de hemel en de aarde gemaakt, en op de zevende dag heeft Hij gerust en Zich verkwikt.
Hier krijgt de sabbat een bijzondere plaats: Het wordt een teken tussen de Heer en het volk van Israël. Dit is niet langer een gebod dat is gegeven voor het menselijk lichaam om te rusten van arbeid van werken voor de kost, maar om te rusten, en zoals Jesaja de profeet zei:
13 Indien u uw voet van de sabbat terughoudt, ermee ophoudt om op Mijn heilige dag te doen wat u zelf wilt; indien u de sabbat een verlustiging noemt, opdat de HEERE geheiligd wordt – die geëerd moet worden – indien u die eert door niet uw eigen wegen te volgen, niet uw eigen wensen zoekt of daarover een woord spreekt, 14. dan zult u vreugde scheppen in de HEERE, Ik zal u doen rijden op de hoogten van de aarde en Ik zal u voeden met het erfelijk bezit van uw vader Jakob, want de mond van de HEERE heeft gesproken. (Jesaja 58:13,14)
De sabbat wordt een teken dat God en Israël een relatie hebben. De sabbat heeft vier aspecten:
-
Een verbondsteken tussen Israël en de Eeuwige
-
Plechtige rust en heiligheid voor de Eeuwige
-
Rust van arbeid
-
De bevestiging en verklaring dat God de wereld in zes dagen heeft geschapen en op de zevende dag rustte.
Deze vier horen bij elkaar, maar tegenwoordig ligt de meeste nadruk in Israël op het verbondsteken en de bevestiging van de relatie tussen God en Israël. De sabbat is een symbool, een teken om de relatie te bevestigen die God met Israël is aan gegaan.
Wanneer Jesjoea verklaart dat de Mensenzoon de Heer van de sabbat is, verklaart Hij dat Hij de meester van de sabbat is. Hij bekrachtigt het verbondsaspect van de sabbat. Hij geeft rust aan degenen die delen in zijn dood en opstanding.
Wij mogen dankzij het offer van Jesjoea delen in het verbond dat God met Zijn volk sloot. Laten wij dan ook de aansluiting met hen zoeken in het dienen van de Eeuwige. Hij is het immers waard om alle lof en eer te ontvangen. Laten wij van hen en met hen leren hoe wij Hem mogen aanbidden!